2.6. Risicobeoordeling
Beschrijving
Risico voor de
robot
UR20
De risicobeoordeling is een wettelijke vereiste, die moet worden uitgevoerd door een
externe integrator of door de gebruiker van de UR-robot in de rol van integrator.
De robot zelf is een gedeeltelijk voltooide machine, omdat de veiligheid van de
robotinstallatie afhankelijk is van hoe de robot geïntegreerd wordt (bv.
gereedschap/eindeffector, obstakels en andere machines). De partij die de integratie
uitvoert wordt aangeraden gebruik te maken van ISO 12100 en ISO 10218-2 voor het
uitvoeren van de risicobeoordeling. De integrator kan de technische specificatie
ISO/TS 15066 toepassen als aanvullende leidraad. De risicobeoordeling dient alle
werktaken tijdens de levensduur van de robottoepassing in overweging te nemen,
inclusief maar niet beperkt tot:
• De robot leren tijdens de instelling en ontwikkeling van de robotinstallatie
• Problemen oplossen en onderhoud
• Normale werking van de robotinstallatie
Een risicobeoordeling moet worden uitgevoerd voordat de robotarm voor de eerste
keer wordt ingeschakeld. Deel van de risicobeoordeling die door de integrator wordt
uitgevoerd is om de juiste instellingen voor de veiligheidsconfiguratie te bepalen en de
noodzaak voor extra noodstoppen en/of andere beschermingsmaatregelen vast te
stellen voor de specifieke robottoepassing.
Vaststellen wat de juiste instellingen voor de veiligheidsconfiguratie zijn is een
bijzonder belangrijk deel van de ontwikkeling van samenwerkende robottoepassingen.
Zie hoofdstuk and part voor gedetailleerde informatie.
Sommige veiligheidsfuncties zijn speciaal ontworpen voor samenwerkende
robottoepassingen. Deze functies kunnen via de instellingen voor
veiligheidsconfiguratie worden geconfigureerd en zijn bijzonder relevant bij de aanpak
van concrete risico's in de door de integrator uitgevoerde risicobeoordeling:
• Kracht- en vermogensbeperking: Gebruikt om klemkracht en druk te beperken
die door de robot worden uitgeoefend in de bewegingsrichting in het geval van
botsingen tussen de robot en de operator.
• Momentumbeperking: Gebruikt om hoge kortstondige energie en
stootkrachten te beperken in geval van botsingen tussen robot en operator door
de snelheid van de robot te verminderen.
• Beperking gewrichts-, elleboog- en gereedschaps-/eindeffectorpositie: Met
name gebruikt om risico's gerelateerd aan bepaalde lichaamsdelen te
beperken. Bijvoorbeeld om bewegingen richting hoofd en nek te vermijden.
• Beperking gereedschaps-/eindeffectororiëntatie: Met name gebruikt om
risico's gerelateerd aan bepaalde gebieden en en functies van het
gereedschap/eindeffector en werkstuk te beperken. Bijvoorbeeld om scherpe
randen te vermijden die in de richting van de operator wijzen.
• Snelheidsbeperking: Met name gebruikt om lage snelheid van de robotarm te
verzekeren.
24
2. Veiligheid
Gebruikershandleiding