Het niet naleven van de algemene veiligheidspraktijken kan tot letsel leiden.
• Controleer dat de robotarm en het gereedschap/eindeffector juist en stevig zijn
vastgeschroefd.
• Controleer dat de robotarm voldoende ruimte heeft om vrij te bewegen.
• Controleer of het personeel beschermd is tijdens installatie, inbedrijfstelling,
programmering, bediening en gebruik.
• Controleer of de configuratieparameters voor de robotveiligheid zijn ingesteld
om personeel te beschermen, inclusief degenen die binnen bereik van de robot-
toepassing kunnen komen.
• Gebruik de robot nooit als deze beschadigd is. Bijvoorbeeld als gewrichts-
kappen los zitten of ontbreken.
• Draag geen losse kleding of sieraden als u met de robot werkt. Lang haar moet
worden vastgebonden.
• Informeer gebruikers over eventuele gevaarlijke situaties en de geboden
bescherming en leg eventuele beperkingen van de bescherming en de res-
trisico 's uit.
• Informeer gebruikers over de locatie van de noodstopknop(pen) en hoe de
noodstop moet worden geactiveerd in geval van een abnormale of nood-
situatie.
• Waarschuw mensen om hun hoofd en gezicht buiten het bereik van de robot te
houden, ook wanneer de robot op het punt staat om te gaan werken.
• Let op de oriëntatie van de robot om de bewegingsrichting te begrijpen wan-
neer u de programmeereenheid gebruikt.
• Voer een risicobeoordeling uit en verminder de risico's voorafgaand aan
gebruik. Kom, indien bepaald door de risicobeoordeling, niet binnen het bereik
van de robotbeweging en raak de robot niet aan tijdens bedrijf.
• Plaats geen vingers achter de interne afdekking van de regelkast.
• Pas de robot niet aan. Een aanpassing kan leiden tot onvoorziene gevaren.
Alle bevoegde hermontage dient uitgevoerd te worden conform de nieuwste
versie van alle relevante servicehandleidingen.
UR20
WAARSCHUWING
22
2. Veiligheid
Gebruikershandleiding