Uitgangssignalen
UR20
U kunt de volgende veiligheidsfuncties voor uitgangsignalen toepassen.
Alle signalen gaan terug naar laag als de status waardoor het hoge signaal
geactiveerd is, beëindigd is:
Systeemnoodstop
Het signaal is laag wanneer het veiligheidssysteem getriggerd is naar
een Noodstopstatus door de ingang Noodstop robot of de
Noodstopknop. Om vastlopen te voorkomen, wordt geen laag signaal
gegeven als de Noodstopstatus is getriggerd door de ingang
Systeemnoodstop.
Robot beweegt
Het signaal is laag wanneer de robot beweegt, anders hoog.
Robot stopt niet
Het signaal is Hoog wanneer de robot is gestopt of bezig is met
stoppen vanwege een noodstop of beveiligde stop. Anders is hij
logisch laag.
Verminderde modus
Het signaal is laag wanneer de robotarm in de Verminderde modus
wordt gezet of als de veiligheidsingang is geconfigureerd met een
ingang Verminderde modus en het signaal momenteel laag is. Anders
is het signaal hoog.
Niet verminderde modus
Veilige uitgangspositie
Veilige uitgangspositie
Het signaal is hoog als de robotarm is gestopt in de geconfigureerde
veilige uitgangspositie. Anders is het signaal laag .
Externe machines die de Noodstopstatus via de
Systeemnoodstop uitgang van de robot ontvangen, moeten
aan ISO 13850 voldoen. Dit is met name noodzakelijk in
installaties waarbij de ingang Noodstop robot met een
extern Noodstopapparaat is verbonden. In zulke gevallen
wordt de Systeemnoodstop uitgang hoog wanneer het
externe Noodstopapparaat wordt vrijgegeven. Daarvoor is
geen ingrijpen van de operator van de robot nodig. Om aan
de veiligheidsnormen te voldoen, moet de externe machine
handmatig ingrijpen verzoeken om verder te kunnen.
MEDEDELING
172
48. I/O
Gebruikershandleiding