Functies voor de bewerking van variabelen
Dit beeldscherm bevat 20 commando's behorende bij de softmenutoetsen die
gebruikt kunnen worden voor het aanmaken, bewerken en behandelen van
variabelen. De eerste zes functies zijn de volgende:
@EDIT
Voor het bewerken van een gemarkeerde variabele
@COPY
Voor het kopiëren van een gemarkeerde variabele
@MOVE
Voor het verplaatsen van een gemarkeerde variabele
@@RCL@
Voor het opnieuw oproepen van de inhoud van een
variabele
@EVAL
Voor het evalueren van een gemarkeerde variabele
@TREE
Om de directorystructuur te zien van de variabele
Indien u op de toets L drukt, worden de volgende functies beschikbaar
gemaakt:
PURGE
Voor het verwijderen van een variabele
@RENAM
Voor het opnieuw benoemen van een variabele
@NEW
Voor het aanmaken van een nieuwe variabele
@ORDER
Voor het rangschikken van variabelen in de directory
@SEND
Voor het zenden van een variabele naar een andere
rekenmachine of computer
@RECV
Voor het ontvangen van een variabele van een andere
rekenmachine of computer
Indien u op de toets L drukt, worden de volgende functies beschikbaar
gemaakt:
@HALT
Om tijdelijk naar het stapelgeheugen terug te keren
@VIEW
Om de inhoud van een variabel te bekijken
@EDITB
Om de inhoud van een binaire variabele te bewerken
(vergelijkbaar met @EDIT)
@HEADE
Voor het weergeven van de directory met de variabele in de
kop
@LIST
Voor het weergeven van een lijst van namen en
beschrijvingen van een variabele
@SORT
Voor het rangschikken van variabelen volgens een volgorde,
Indien u op de toets L drukt, worden de laatste functies
beschikbaar gemaakt:
@XSEND
Voor het zenden van een variabele met X-modem protocol
@CHDIR
Voor het wijzigen van de directory
Blz. 2-37