SIGN(z) :
Berekent een complex getal van eenheidgrootte als z/|z|.
NEG
:
Wijzigt het teken van z
CONJ(z) :
Produceert de complex geconjugeerde van z
Hierna worden voorbeelden van toepassingen van deze functies
weergegeven. Vergeet niet dat in de ALG-modus de functie voor het argument
moet staan, terwijl in de RPN-modus het argument eerst moet worden
ingevoerd en vervolgens de functie moet worden geselecteerd. U kunt deze
functies als softmenus krijgen door het de instelling van systeemvlag 117 te
wijzigen (Zie Hoofdstuk 3).
Het eerste beeldscherm geeft de functies RE, IM en C R weer. U ziet dat de
laatste functie een lijst {3. 5.} geeft die de reële en denkbeeldige delen van
het complex getal weergeven:
Het volgende beeldscherm geeft de functies R C, ABS en ARG weer. U ziet
dat de functie ABS vertaald wordt naar |3.+5. i|, de notatie van de absolute
waarde. Het resultaat van de functie ARG, die een hoek voorstelt, wordt
gegeven in de momenteel geselecteerde eenheden van hoekmeting. In dit
voorbeeld is ARG(3.+5. i) = 1.0303... weergegeven in radialen.
Blz. 4-7