We gebruiken de volgende gegevens voor het plotten van staafdiagrammen
en puntgrafieken:
Staafdiagrammen
Zorg eerst dat het CAS van de rekenmachine in de modus
daarna de hierboven gegeven gegevens in als een matrix, dus
[[3.1,2.1,1.1],[3.6,3.2,2.2],[4.2,4.5,3.3],
[4.5,5.6,4.4],[4.9,3.8,5.5],[5.2,2.2,6.6]] `
Om de gegevens op te slaan in ΣDAT, gebruikt u de functie STOΣ (via de
functiecatalogus, ‚N). Druk op VAR om het variabelenmenu op te
roepen. In het stapelgeheugen moet een softmenutoets ΣDAT staan. In de
onderstaande afbeelding wordt het opslaan van deze matrix in de ALG-
modus weergegeven:
Zo maakt u de grafiek:
•
Druk op „ô, tegelijkertijd indrukken in de RPN-modus, om naar het
scherm PLOT SETUP te gaan.
•
Verander
in
TYPE
Bar.
x
y
z
3.1 2.1 1.1
3.6 3.2 2.2
4.2 4.5 3.3
4.5 5.6 4.4
4.9 3.8 5.5
5.2 2.2 6.6
staat. Voer
Exact
Blz. 12-34