De functie PTAYL
Bij een polynoom P(X) en een getal a, wordt de functie PTAYL gebruikt voor
het verkrijgen van de uitdrukking Q(X-a) = P(X), d.w.z. om een polynoom in
machten van (X- a) te genereren. Deze staat ook bekend als een Taylor-
polynoom, waarvan de naam van de functie van Polynomial & TAYLor, is
afgeleid.
Voorbeeld: PTAYL('X^3-2*X+2',2) = 'X^3+6*X^2+10*X+6'.
In werkelijkheid lezen we dit resultaat als
'(X-2) ^3+6*(X-2) ^2+10*(X-2) +6'.
Controleer dit door middel van de aftrekking: 'X = x – 2'. Wij achterhalen de
oorspronkelijke polynoom, maar nu alskleine letter x in plaats van hoofdletter
x.
De functies QUOT en REMAINDER
De functies QUOT en REMAINDER geven, respectievelijk, de coëfficiënt Q(X)
en de restwaarde R(X) als resultaat van de deling van twee polynomen, P
(X)
1
en P
(X). Met andere woorden, zij geven de waarden van Q(X) en R(X) vanaf
2
P
(X)/P
(X) = Q(X) + R(X)/P
(X). Bijvoorbeeld,
1
2
2
QUOT(X^3-2*X+2, X-1) = X^2+X-1
REMAINDER(X^3-2*X+2, X-1) = 1.
3
2
Dus kunnen wij schrijven als: (X
-2X+2)/(X-1) = X
+X-1 + 1/(X-1).
Opmerking: door PROPFRAC te gebruiken, kunt u het laatste resultaat
krijgen:
PROPFRAC('(X^3-2*X+2)/(X-1)') = 'X^2+X-1 + 1/(X-1)'.
De functie EPSX0 en de CAS-variabele EPS
De variabele ε (epsilon) wordt meestal gebruikt in wiskundeboekenom hele
kleine getallen weer te geven. Het CAS van de rekenmachine maakt een
Blz. 5-24