De variabele x in de laatste versie van het programma neemt nooit een plaats
in tussen de variabelen in uw variabelenmenu. Er wordt mee gewerkt in het
geheugen van de rekenmachine zonder invloed te hebben op elke andere
gelijknamige variabele in uw variabelenmenu. Daarom wordt de variabele x
in dit geval aangeduid als een variabele die eigen is aan het programma,
dus een lokale variabele.
Opmerking: plaats het programma in het stapelgeheugen (³@@@g@@@ `)
en gebruik dan „˜ om het programma @@@g@@@ te wijzigen. Gebruik de
pijltoetsen (š™—˜) om te bewegen in het programma. Gebruik de
backspace/delete-toets, ƒ om ongewilde lettertekens te verwijderen.
Gebruik ‚å om programmahaakjes (bijvoorbeeld « ») toe te voegen,
aangezien deze symbolen in paren horen te staan, zult u ze moeten invoeren
aan het begin en het einde van het subprogramma en één van de
componenten verwijderen met de delete-toets ƒ om het vereiste programma
te krijgen, namelijk:
« → x « x SINH 1 x SQ ADD / »
».
Druk op ` wanneer u klaar bent met het bewerken van het programma.
Het gewijzigde programma wordt opnieuw opgeslagen in de variabele @@g@@.
Bereik van de globale variabele
Elke variabele die u definieert in de HOME-directory of elke andere directory
of subdirectory, zal worden beschouwd als een globale variabele wat betreft
de opbouw van een programma. Het bereik van een dergelijke variabele
daarentegen, d.w.z. de plaats in de directory-hiërarchie waar de variabele
toegankelijk is, zal afhangen van de plaats van de variabele in de hiërarchie
(zie Hoofdstuk 2).
De regel om het bereik van een variabele te bepalen, is de volgende: een
globale variabele is toegankelijk in de directory waar ze werd gedefinieerd
en in elke subdirectory van deze directory, tenzij een variabele met dezelfde
naam bestaat in de betreffende subdirectory. Gevolgen van deze regel zijn:
Blz. 21-4