als argemument voor de functie DEFINE . U ziet dat de exponent 5./3. in de
vergelijking staat voor een verhouding van reële getallen, door de decimale
punten. Druk J, indien nodig, om de variabelenlijst op te roepen. Nu zal
er een variabele met de naam @@@q@@@ in uw softmenutoetsenlabels staan.
Gebruik ‚@@@q@@@ om de inhoud van q te zien, . Het programma dat wordt
aangemaakt door het definiëren van de functie q(Cu,n,y0,S0)wordt
weergegeven als:
« → Cu n y0 S0 'Cu/n*y0^(5./3.)*√S0' ».
Dit moet worden gelezen als "Voer Cu, n, y0, S0 in , in die volgorde,
bereken dan de vergelijking tussen aanhalingstekens." Gebruik om
bijvoorbeeld q te berekenen voor Cu = 1.0, n = 0.012, y0 = 2 m en S0 =
0.0001 in de RPN-modus:
1 ` 0.012 ` 2 ` 0.0001 ` @@@q@@@
2
Het resultaat is 2.6456684 (of q = 2.6456684 m
/s).
U kunt de ingevoerde gegevens ook scheiden met spaties in een enkele regel
in het stapelgeheugen, in plaats van `te gebruiken.
Programma's die een reeks van bewerkingen in het
stapelgeheugen simuleren
In dit geval wordt aangenomen dat de termen die moeten worden gebruikt in
de reeks van bewerkingen, reeds aanwezig zijn in het stapelgeheugen. Het
programma wordt ingevoerd door eerst de programmahaakjes te openen met
‚å. Vervolgens wordt de reeks bewerkingen ingegeven die moeten
worden uitgevoerd. Wanneer alle bewerkingen zijn ingegeven, druk dan
` om het programma af te werken. Indien dit een programma is dat slechts
één keer wordt gebruikt, kunt u nu op µ drukken om het programma uit te
voeren met de beschikbare invoergegevens. Een permanent programma moet
worden opgeslagen in een variabelenaam.
De beste manier om dit soort programma's te beschrijven, is met een
voorbeeld:
Blz. 21-17