De functie SIZE
De functie SIZE geeft een lijst met het aantal rijen en kolommen van de matrix
op niveau 1 van het stapelgeheugen. Het volgende beeldscherm laat een
aantal toepassingen zien met de functie SIZE in de ALG-modus:
Deze oefeningen worden in de RPN-modus uitgevoerd met @@@A@@@ SIZE, en
[[1,2],[3,4]] ` SIZE .
De functie TRN
De functie TRN wordt gebruikt voor het verkrijgen van de transconjugaat van
een matrix, bijv. de transpositie (TRAN) gevolgd door haar conjugaat
complexe (CONJ). De volgende beeldschermen laten bijvoorbeeld de
originele matrix in variabele A zien en haar transpositie in een klein lettertype
(zie Hoofdstuk 1) zien:
Als het argument een echte matrix is, zorgt TRN eenvoudigweg voor de
transpositie van de echte matrix. Probeer, bijvoorbeeld, TRN(A), en vergelijk
dit met TRAN(A).
In de RPN-modus wordt de transconjugaat of matrix A berekent met
@@@A@@@ TRN.
Opmerking: de rekenmachine bevat ook de functie TRAN in het submenu
MATRICES/OPERATIONS:
Blz. 10-8