is gebruikt om de grafiek te converteren naar een GROB, terwijl een 1 is
gebruikt om de vergelijking te converteren naar een GROB. Deze parameter
van de functie
GROB geeft de grootte van het object dat wordt
geconverteerd naar een GROB als 0 of 1 – voor een klein object, 2 – een
medium en 3 – een groot object. De andere functies in het menu GROB
worden hierna beschreven.
BLANK
De functie BLANK, met argumenten #n en #m, maakt een blanco grafisch
object aan waarbij de breedte en de hoogte gespecifieerd worden door de
waarden #n en #m. Dit is gelijk aan de functie PDIM in het menu GRAPH.
GOR
De functie GOR (Graphics OR) heeft als invoer grob
(een doel-GROB), een
2
reeks coördinaten en grob
en geeft de superpositie van grob
op grob
(of
1
1
2
PICT) beginnend bij de gegeven coördinaten. De coördinaten kunnen worden
gespecifieerd als gebruikerscoördinaten (x,y) of pixels [#n #m]. GOR gebruikt
de functie OR om de status van iedere pixel te bepalen (d.w.z. aan of uit) in
het overlappend gebied tussen grob
en grob
.
1
2
GXOR
De functie GXOR (Graphics XOR) voert dezelfde bewerking uit als GOR,
maar gebruikt XOR om de status van de pixels in het overlappende gebied
tussen de grafische objecten grob
en grob
te bepalen.
1
2
Opmerking: in zowel GOR als GXOR geven deze functies geen uitvoer
wanneer grob2 wordt vervangen door PICT. Om de uitvoer te zien moet u
PICT opnieuw oproepen in het stapelgeheugen met PICT RCL of PICTURE.
LCD
Neemt een specifiek GROB en geeft dit weer in het scherm van de
rekenmachine, beginnend in de linkerbovenhoek.
LCD
Kopieert de inhoud van het stapelgeheugen en het menuscherm in een GROB
van 131 x 64 pixels.
Blz. 22-35