omlaag (˜) om de variabele R, te selecteren, druk dan op @@COPY@. Gebruik
de pijltoets omhoog (—) om de HOME directory te selecteren en druk op
@@OK@@. Als u nu twee keer op „§ drukt, geeft het beeldscherm de inhoud
van de HOME directory, inclusief een kopie van de variabele R:
Via het geheugen in de Algebraïsche modus
Hier ziet u een manier om het geheugen (stapelgeheugen) te gebruiken voor
het kopiëren van een variabele van een directory naar een ander met de
rekenmachine ingesteld op de Algebraïsche modus. Stel dat u in de
subdirectory {HOME MANS INTRO} staat en u de inhoud van variabele z1
wilt kopiëren naar subdirectory {HOME MANS}. Voer de volgende
toetsencombinatie uit: ‚@@z1@ K@@z1@ `. Nu wordt de inhoud van z1 in
zichzelf opgeslagen (geen verandering uitgevoerd in z1). Gebruik vervolgens
„§` om naar de {HOME MANS} subdirectory te gaan. Het
beeldscherm ziet er dan als volgt uit:
Druk drie keer op de wistoets om de laatste drie regels in het beeldscherm te
verwijderen: ƒ ƒ ƒ. Nu is het stapelgeheugen klaar om het
commando ANS(1) z1 uit te voeren. Druk op ` om het commando uit te
voeren. Gebruik vervolgens ‚@@z1@ om de inhoud van de variabele te
verifiëren.
Via het stapelgeheugen in de RPN-modus:
Voor het demonstreren van het gebruik van het stapelgeheugen in de RPN-
modus om een variabele te kopiëren van een subdirectory naar een andere,
gaan we ervan uit dat u in de subdirectory {HOME MANS INTRO} staat en
Blz. 2-61