INFO (12)
De functie INFO is enkel interactief (d.w.z. ze kan niet worden
geprogrammeerd). Wanneer men op de bijbehorende softmenutoets drukt,
geeft deze functie informatie over de parameters van het huidige diagram.
EQ (3)
De variabelenaam EQ wordt door de rekenmachine voorbehouden om de
huidige vergelijking in diagrammen op te slaan of als oplossing van
vergelijkingen (zie hoofdstuk...) De softmenutoets met het label EQ kan
worden gebruikt zoals in uw variabelenmenu, d.w.z. als u op [ EQ ] drukt,
zal het de huidige inhoud van die variabele worden weergegeven.
ERASE (4)
De functie ERASE wist de huidige inhoud van het grafisch venster. Bij het
programmeren kan het worden gebruikt om er zeker van te zijn dat het
grafisch venster leeg is voor u een nieuwe grafiek begint te plotten.
DRAX (5)
De functie DRAX tekent de assen in het huidige diagram, als die zichtbaar
zijn.
DRAW (6)
De functie DRAW tekent het diagram gedefinieerd in PPAR.
Het menu PTYPE onder PLOT (1)
Het menu PTYPE geeft een lijst van alle tweedimensionele diagramtypes die
zijn voorgeprogrammeerd in de rekenmachine. Het menu bevat de volgende
menutoetsen:
Deze toetsen komen overeen met de diagramtypes Function, Conic, Polar,
Parametric, Truth en Diff Eq, die al eerder zijn behandeld. Door een van deze
softmenutoetsen in te drukken terwijl u een programma invoert, plaatst de
corresponderende functie in het programma. Druk op L ) @ PLOT om naar het
hoofdmenu PLOT terug te keren.
Blz. 22-4