Sla het programma op in een variabele met de naam @@f3c@. Probeer daarna
de volgende oefeningen:
1.5 @@f3c@
2.5 @@@f3c
4.2 @@@f3c@
5.6 @@@f3c@
12 @@@f3c@
23 @@@f3c@
Zoals u kunt zien, geeft f3c exact dezelfde resultaten als f3. Het enige verschil
tussen de programma's is de constructie die is gebruikt voor het vertakken. In
het geval van de functie f
definitie, kan de CASE constructie makkelijker te coderen zijn dan een aantal
geneste IF ... THEN ... ELSE ... END-constructies.
Programmalussen
Programmalussen zijn constructies die het programma toelaten een aantal
beweringen herhaaldelijk uit te voeren. Stel dat u bijvoorbeeld de som van de
machten van de hele getallen van 0 tot n wilt berekenen, d.i.
Om deze som te berekenen, hoeft u alleen de toets ‚½ te gebruiken in
de vergelijkingeneditor en de limieten en de uitdrukking voor de som laden
(voorbeelden van sommen worden gegeven in hoofdstukken 2 en 13). Echter,
om het gebruik van programmalussen te illustreren, zullen we deze som
berekenen met onze eigen codes in de RPL-gebruikerstaal. Er zijn vier
verschillende commando's die kunnen worden gebruikt om een programmalus
te schrijven in de RPL-gebruikerstaal; nl. START, FOR, DO en WHILE. De
commando's START en FOR gebruiken een index of teller om te bepalen
Resultaat 2.25 (d.i. x
2
)
Resultaat: 6.25 (d.i. x
2
)
Resultaat: -3.2 (d.i. 1-x)
Resultaat: -0.631266... (d.w.z. sin(x), met x in
radialen)
Resultaat: 162754.791419 (d.w.z. exp(x))
Resultaat: -2. (d.i. -2)
(x), die vijf uitdrukkingen nodig heeft voor zijn
3
n
∑
2
S
=
k
k
=
0
Blz. 21-57