2
2
2
2
De gevormde lijst komt overeen met de waarden {1
, 2
, 3
, 4
}. In de RPN-
modus, kunt u op volgende wijze de verschillende argumenten van de functie
op een lijst weergeven:
alvorens de functie SEQ toe te passen.
De functie MAP
De functie MAP, beschikbaar via het commandocatalogus (‚N), neemt
als argumenten een lijst van getallen en een functie f (X) of een programma
van de <<
a ... >> en produceert een lijst die bestaat uit de toepassing
van de functie f of van het programma voor de lijst van getallen. De volgende
oproep voor de functie MAP past bijvoorbeeld de functie SIN(X) toe op de lijst
{1,2,3}:
De volgende oproep voor de functie MAP gebruikt als tweede argument een
programma in plaats van een functie:
Het definiëren van functies die lijsten gebruiken
In hoofdstuk 3 introduceerden we de functie DEFINE ( „à) om reële
getallenfuncties met één of meer argumenten aan te maken. U kunt een met
DEF gedefinieerde functie ook gebruiken met argumentenlijsten, behalve dat
elke functie waaraan een optelling toegevoegd wordt de ADD-operator dient
te gebruiken in plaats van het plusteken (+). Bijvoorbeeld bij het definiëren
van de functie F(X,Y) = (X-5)*(Y-2), hier getoond in de ALG-modus:
Blz. 8-14