TMENU: In plaats van MENU gebruiken om een tijdelijk menu aan te maken
zonder de inhoud van CST te overschrijven
RCLMENU: Geeft het menunummer van het huidige menu
Menunummers (functies RCLMENU en MENU)
Ieder voorgedefinieerd menu heeft een nummer. Stel bijvoorbeeld dat u het
menu MTH activeert („´). Zoek vervolgens met de functiecatalogus
(‚N) de functie RCLMENU en activeer deze. U drukt gewoon op ` in
de ALG-modus wanneer RCLMENU() in het scherm verschijnt. Het resultaat
is het nummer 3.01. U kunt dus het menu MTH activeren door
MENU(3.01) in de ALG-modus of 3.01 MENU in de RPN-modus.
De meeste menu's kunnen met het toetsenbord worden geactiveerd zonder dat
u hun nummers kent. Enkele menu's zijn echter niet toegankelijk via het
toetsenbord. Het softmenu STATS bijvoorbeeld is alleen toegankelijk met de
functie MENU. Het nummer van dit menu is 96.01. Gebruik MENU(96.01)
in de ALG-modus of 96.01 MENU in de RPN-modus voor het softmenu STAT.
Opmerking: het nummer 96.01 in dit voorbeeld staat voor het eerste (01)
submenu van menu 96.
Aangepaste menu's (functies MENU en TMENU)
Stel dat u vier functies moet activeren voor een bepaalde toepassing. Stel dat
u snel toegang moet kunnen hebben tot de functies EXP, LN, GAMMA en !
(~‚2) en dat u deze wilt plaatsen in een softmenu dat u voor enige
tijd geactiveerd houdt. U kunt dit doen door een tijdelijk menu aan te maken
met de functie TMENU of een meer permanent menu met de functie MENU.
Het belangrijkste verschil is dat de functie MENU een variabele CST
aanmaakt en TMENU niet. Met de variabele CST blijvend aangemaakt in uw
subdirectory kunt u het menu altijd opnieuw activeren met de specificaties in
CST door op „£te drukken. Met TMENU gaan de menuspecificaties
verloren wanneer u het tijdelijke menu door een nieuw tijdelijk menu vervangt.
In de RPN-modus bijvoorbeeld wordt een menu aangemaakt met:
{EXP LN GAMMA !} ` TMENU `
Blz. 20-2