Aangezien de rekenmachine een groot aantal wiskundige functies aanbiedt,
wordt het menu gerangschikt volgens het type object waarop de functie kan
worden toegepast. Bijvoorbeeld, de opties 1. VECTOR.., 2. MATRIX.. en 3.
LIST.. zijn van toepassing op de overeenkomstige gegevenstypes (vectoren,
matrices en lijsten) en worden uitvoerig beschreven in de volgende
hoofdstukken. Opties 4. HYPERBOLIC.. en 5. REAL ..zijn van toepassing op
reële getallen en worden verderop uitgebreid beschreven. Optie 6. BASE..
wordt gebruikt om getallen in verschillende basissen te converteren en wordt
eveneens in een apart hoofdstuk uitgebreid beschreven. Optie 7.
PROBABILITY.. wordt gebruikt voor waarschijnlijkheidstoepassingen en wordt
eveneens verderop beschreven. Optie 8. FFT.. .(Fast Fourier Transform) is een
toepassing i.v.m. signaalverwerking waar in een volgend hoofdstuk nog op
wordt teruggekomen. Optie 9. COMPLEX.. bevat functies die geschikt zijn
voor complexe getallen, ze worden eveneens in een volgend hoofdstuk
beschreven. Optie 10. CONSTANTS.. geeft u toegang tot de constanten van
de rekenmachine. Deze optie komt later in deze sectie nog aan bod. Tenslotte
is er nog Optie 11. SPECIAL FUNCTIONS.. deze optie bevat functies voor
gevorderde wiskundetoepassingen die ook in dit hoofdstuk ter sprake zullen
komen.
Meestal moet u het aantal argumenten en hun volgorde kennen om één van
deze functies toe te passen. Onthoud dat u in de ALG-modus eerst de functie
moet selecteren en daarna het argument moet invoeren, terwijl u in de RPN-
modus eerst het argument in het stapelgeheugen moet invoeren en vervolgens
de functie moet selecteren.
Het gebruik van rekenmenu's:
1. Aangezien de werking van functies in het menu MTH (en van vele andere
rekenmenu's) erg op elkaar lijken, zullen we een gedetailleerde
beschrijving geven van het gebruik van het menu 4. HYPERBOLIC.. in dit
gedeelte, met de bedoeling om een algemene beschrijving te geven van
Blz. 3-9