Gebruik tenslotte de naam van het juiste diagramtype: FUNCTION, CONIC,
POLAR, PARAMETRIC, TRUTH, DIFFEQ, BAR, HISTOGRAM, SCATTER, SLOPE,
WIREFRAME, YSLICE, PCONTOUR, GRIDMAP of PARSURFACE om uw
diagram te maken.
Voorbeelden van interactieve plots met het PLOT menu
Probeer de volgende voorbeelden van interactieve diagrammen met het
menu PLOT om beter te begrijpen hoe een programma werkt met de
commando's en variabelen PLOT.
Voorbeeld 1 – Een functie-diagram:
„ÌC
@) P TYPE @FUNCT
'√r' `„ @@EQ@@
@) P PAR
~„r` @INDEP
~„s` @DEPND
1 \# 10 @XRNG
1 \# 5 @YRNG L
{ (0,0) {.4 .2} "Rs" "Sr"}
@AXES
L @) P LOT
@ERASE @DRAX L @LABEL
L @DRAW
@) E DIT L@MENU
LL@) P ICT @CANCL
(*) Het menu PLOT is beschikbaar via de door de gebruiker gedefinieerde
toets C zoals eerder in dit hoofdstuk weergegeven.
Voorbeeld 2 – Een parametrisch diagram (Gebruik RAD als hoek):
„ÌC
@) P TYPE @PARAM
{ 'SIN(t)+i*SIN(2*t)' } `
Activeert het menu PLOT (*)
diagramtype
Kiest FUNCTION als het
Slaat de functie '√r' op in EQ
Toont de parameters van het diagram
Definieert 'r' als de onafh. variabele
Definieert 's' als de afhankelijke variabele
Definieert (-1, 10) als het x-bereik
Definieert (-1, 5) als het y-bereik
Definitielijst van de assen
Definieert het midden van de assen,
de merkstreepjes en de labels
Keert terug naar het menu PLOT
Wist diagram, tekent assen en labels
Tekent de functie en toont hetdiagram
Wist de menulabels
Keert terug naar het normale
beeldscherm van de rekenmachine
Activeert het menu PLOT
Kiest PARAMETRIC als het diagramtype
Definieert de complexe functie X+iY
Blz. 22-17