2
De toets x
berekent het kwadraat van x (hiernaar wordt verwezen als de
functie SQ).
De functies ASIN, ACOS en ATAN berekenen respectievelijk de functies
boogsinus, de boogcosinus en de boogtangens.
x
De functie 10
berekent het anti-logaritme van x.
De toetsen ≠, ≤ en ≥ worden gebruikt voor het vergelijken van reële
getallen.
De functie ABS berekent de absolute waarde van een reëel getal of de
grootte van een complex getal of van een vector.
De functie USER activeert het door de gebruiker gedefinieerde
toetsenbordmenu.
De functie S.SLV activeert het symbolische solvermenu.
De functie EXP&LN activeert het menu voor het vervangen van
uitdrukkingen met betrekking tot de functies van de exponentiële en
natuurlijke logaritmes.
De functie FINANCE activeert een menu voor financiële berekeningen.
De functie CALC activeert een menu voor calculustoepassingen.
De functie MATRICES activeert een menu voor het aanmaken en bewerken
met matrices.
De functie CONVERT activeert een menu voor het converteren van
eenheden en andere uitdrukkingen.
De functie ARITH activeert een menu van wiskundige functies.
De toets DEF wordt gebruikt om een eenvoudige functie te definiëren als
een variabele in het rekenmachinemenu.
De toets CONT wordt gebruikt om met een rekenmachineberwerking door
te gaan.
De toets ANS roept het laatste resultaat op wanneer de rekenmachine in
de ALG-modus staat.
De toetsen [ ], ( ) en { } worden gebruikt om accolades, haakjes of ... in te
voeren.
De toetsen #, ≤ en ≥ worden gebruikt voor het vergelijken van reële
getallen.
De oneindigheidstoets ∞ wordt gebruikt om het oneindigheidssymbool in
een uitdrukking in te voeren.
De toets pi π wordt gebruikt om de waarde of het symbool in te voeren
voor π (de verhouding van de lengte van een omtrek tot zijn diameter).
Blz. B-7