•
Druk op L om het menu op te roepen. Druk op L @) P ICT om het
originele grafiekmenu op te roepen.
•
Druk op TRACE @(X,Y)@ om de coördinaten van een punt in de grafiek te
bepalen. Gebruik ™ en š om de cursor in de curve te laten bewegen.
Onder in het scherm ziet u de waarde van de parameter t en de
coördinaten van de cursor als (X,Y).
•
Druk op L@CANCL om terug te keren naar de omgeving PLOT WINDOW.
Druk vervolgens op $ of L@@@OK@@@ om naar het normale beeldscherm
van de rekenmachine terug te keren.
Als we dan naar de labels van de softmenutoetsen kijken, zien we dat we de
volgende variabelen hebben: t, EQ, PPAR, Y, X, g, θ0, V0, Y0, X0.
Variabelen t, EQ en PPAR worden door de rekenmachine gegenereerd om de
huidige waarden op te slaan van de parameter, t, van de vergelijking die
moet worden geplot, EQ (die 'X(t) + I∗Y(t)' bevat) en de diagramparameters.
De andere variabelen bevatten de waarden van de constanten die in de
definities van X(t) en Y(t) zijn gebruikt.
U kunt verschillende waarden in de variabelen opslaan en nieuwe
parametrische diagrammen maken met de projectielvergelijkingen die we in
dit voorbeeld hebben gebruikt. Als u de inhoud van het huidige beeld wilt
wissen voordat u een nieuw diagram maakt, moet u naar de schermen PLOT,
PLOT WINDOW of PLOT SETUP door op „ñ , „ò of „ô te
drukken (tegelijkertijd indrukken in de RPN-modus). Druk daarna op
@ERASE @DRAW. Druk op @CANCL om terug te keren naar het scherm PLOT, PLOT
WINDOW of PLOT SETUP. Druk op $ of L@@@OK@@@ om terug te keren naar
het normale beeldscherm van de rekenmachine.
Een tabel voor parametrische vergelijkingen genereren
In een eerder voorbeeld hebben we een waardentabel (X,Y) gemaakt voor
een uitdrukking in de vorm Y=f(X), dus een grafiek van het type Function. In
deze paragraaf laten we een procedure zien voor het genereren van een
tabel die overeenkomt met een parametrische diagram. Hierbij gebruiken we
de parametrische vergelijkingen die we in het bovenstaande voorbeeld
hebben gedefinieerd.
Blz. 12-28