Een sneltoets om tussen de modus APPROX en EXACT te wisselen, is door de
Shift-rechts-toets vast te houden en de toets ENTER gelijktijdig in te drukken,
‚ (vasthouden) `.
bijvoorbeeld
Reële getallen versus hele getallen
CAS-bewerkingen gebruiken hele getallen om tot volledige nauwkeurigheid
bij berekeningen te komen. Reële getallen worden opgeslagen in de vorm van
een mantisse en een exponent en zijn qua nauwkeurigheid beperkt. In de
modus APPROX echter wordt een heel getal altijd omgezet in een reëel getal,
zoals hierna weergegeven wordt.
Wanneer de rekenmachine een waarde van een heel getal gevolgd door een
decimale punt geeft, duidt dat aan dat het hele getal omgezet is in een reële
vorm. Dit geeft aan dat het getal werd ingevoerd, terwijl het CAS was
ingesteld op de modus APPROX.
Het wordt aanbevolen dat u de modus EXACT selecteert als standaard CAS-
modus en deze wijzigt in de modus APPROX, als u daar door de
rekenmachine om wordt gevraagd bij het uitvoeren van een bewerking.
Raadpleeg Hoofdstuk 2 voor meer informatie over reële getallen en hele
getallen, evenals andere objecten van de rekenmachine.
Complexe versus reële CAS-modus
Een complex getal is een getal met de vorm a+bi, waarbij i, weergegeven
2
i
=
−
1
, het imaginaire getal van de eenheid is (elektrotechnici geven
door
de voorkeur aan het symbool j) en a en b zijn reële getallen. Het getal 2 + 3i
is bijvoorbeeld een complex getal. Raadpleeg Hoofdstuk 4 in deze
handleiding voor extra informatie over bewerkingen met complexe getallen.
Blz. C-6