in de lijst met functies die geplot moeten worden. In dit geval is dat dus Y1(X)
= EXP(X). We moeten het verticale bereik zelf invoeren om de andere twee
functies in hetzelfde diagram weer te geven.
Druk op @CANCL om terug te keren naar het scherm PLOT FUNCTION –
WINDOW. Pas de verticale en horizontale bereiken aan zodat u het
volgende krijgt: H-View: -8
Als we deze bereiken selecteren, zorgen we dat de schaal van de grafiek 1
verticaal tot 1 horizontaal blijft. Druk op @ERASE @DRAW en u krijgt de
diagrammen van de functies natuurlijke logaritme, exponentieel en y = x. De
grafieken laten duidelijk zien dat LN(X) en EXP(X) weerspiegelingen van
elkaar zijn over de lijn y = X. Druk op @CANCL om terug te keren naar PLOT
WINDOW – FUNCTION. Druk op ` om terug te keren naar het normale
beeldscherm van de rekenmachine.
Samenvatting van de bewerkingen met FUNCTION-
diagrammen
In dit deel behandelen we de vensters PLOT SETUP, PLOT-FUNCTION en
PLOT WINDOW. Deze worden geactiveerd met de toets links-shift in
combinatie met de softmenutoetsen Atot en met D. Op basis van de
grafische voorbeelden die we eerder gaven, is de procedure voor het
produceren van een FUNCTION-diagram (dus een die een of meerdere
functies in de vorm Y = F(X) in een grafiek zet) als volgt:
Druk op „ô, tegelijkertijd indrukken in de RPN-modus, omhet venster
PLOT SETUP te activeren. Wijzig indien nodig
naam van de onafhankelijke variabele in.
Instellingen:
•
Een vinkje bij
_Simult
dezelfde grafiek heeft, ze tegelijkertijd worden geplot als de grafiek
wordt aangemaakt.
•
Een vinkje bij
_Connect
geen verzameling individuele punten is.
8, V-View: -4
4
TYPE
betekent dat als u twee of meer diagrammen in
betekent dat de curve een continue curve en
in
en voer de
FUNCTION
Blz. 12-14