26. Tab Bewegen
26. Tab Bewegen
In dit scherm kunt u de robotarm rechtstreeks bewegen (joggen) door translatie/rotatie van het
robotgereedschap of door robotgewrichten afzonderlijk te bewegen.
26.1. Gereedschap bewegen
Houd een van de pijlen Gereedschap bewegen ingedrukt om de robotarm op een bepaalde manier
te laten bewegen.
• De Translatiepijlen (boven) bewegen de gereedschapspunt van de robot in de aangeduide
richting.
• De Rotatiepijlen (onder) wijzigen de oriëntatie van het robotgereedschap in de aangeduide
richting. Het rotatiepunt is het Tool Center Point (TCP), dat wil zeggen het punt aan het
uiteinde van de robotarm dat zorgt voor een kenmerkend punt op het gereedschap van de
robot. De TCP wordt weergegeven als een blauw balletje.
26.2. Robot
Als de huidige positie van de robot-TCP in de buurt komt van een veiligheids- of triggervlak, of als de
oriëntatie van robotgereedschap in de buurt is van de oriëntatielimiet van gereedschap (zie
Vlakken op pagina
143), wordt een 3D-weergave van het naderen van de grenzen weergegeven.
Wanneer de robot een programma uitvoert, wordt de visualisatie van limieten uitgeschakeld.
Veiligheidsvlakken worden gevisualiseerd in geel en zwart met een kleine pijl die de normale positie
van de vlakken weergeeft, die staat voor de zijkant van het vlak waarop de robot-TCP
gepositioneerd mag worden. Triggervlakken worden in blauw en groen weergegeven met een kleine
Gebruikershandleiding
267
22.11.
UR16e