MEDEDELING
De eindeffector is niet beveiligd door het UR-veiligheidssysteem. Het functioneren
van de eindeffector en/of verbindingskabel wordt niet bewaakt.
2.2.2. Stopcategorieën
Afhankelijk van de omstandigheden kan de robot drie types stopcategorieën initiëren,
gedefinieerd volgens IEC 60204-1. De categorieën worden gedefinieerd in de volgende
tabel.
Stopcategorie
0
1
2
Configureerbare veiligheidsfuncties
2.2.3. Configureerbare veiligheidsfuncties
Universele robotveiligheidsfuncties, zoals vermeld in de onderstaande tabel, bevinden zich
in de robot, maar zijn bedoeld om het robotsysteem te besturen, d.w.z. de robot met zijn
bevestigde gereedschap/eindeffector. De robotveiligheidsfuncties worden gebruikt om de
in de risicobeoordeling vastgestelde risico's van het robotsysteem te verminderen. Posities
en snelheden zijn relatief ten opzichte van de basis van de robot.
Veiligheidsfunctie
Positielimiet gewricht
Snelheidslimiet gewricht
Veiligheidsvlakken
Gereedschapsoriëntatie
UR3e
Beschrijving
Stop de robot door onmiddellijk de stroom uit te schakelen.
Stop de robot op een ordelijke, gecontroleerde manier. De stroom
wordt uitgeschakeld wanneer de robot is gestopt.
*Stop de robot met stroom voor de aandrijvingen en behoud van het
traject. De stroom voor de aandrijvingen blijft ingeschakeld nadat de
robot is gestopt.
Beschrijving
Stelt boven- en onderlimieten in voor de toegestane
gewrichtsposities.
Stelt een bovenlimiet in voor de gewrichtssnelheid.
Definieert ruimtelijke vlakken die de robotpositie begrenzen.
Veiligheidsvlakken beperken enkel de
gereedschap/eindeffector of zowel de
gereedschap/eindeffector als de elleboog.
Definieert de toegestane oriëntatielimieten voor het
gereedschap.
27
Gebruikershandleiding