• De subtab Safety I/O definieert veiligheidsfuncties voor configureerbare ingangen en
uitgangen
(zie 1.23.2. Tab I/O on
worden als een ingang.
1.20.2. De Veiligheidsconfiguratie wijzigen
De instellingen voor veiligheidsconfiguratie mogen uitsluitend worden gewijzigd in
overeenstemming met de door de integrator uitgevoerde risicobeoordeling.
De aanbevolen procedure om de veiligheidsconfiguratie te wijzigen is als volgt:
1. Zorg ervoor dat de wijzigingen in overeenstemming zijn met de door de integrator
uitgevoerde risicobeoordeling.
2. Pas de veiligheidsinstellingen tot het juiste niveau aan in de door de integrator uitgevoerde
risicobeoordeling.
3. Controleer dat de veiligheidsinstellingen zijn toegepast.
4. Plaats de volgende tekst in de operatorhandleidingen: "Zorg voordat in de buurt van de
robot wordt gewerkt dat de veiligheidsconfiguratie is zoals verwacht. Dit kan worden
geverifieerd bijv. door inspectie van de controlesom rechtsboven in PolyScope
Veiligheidscontrolesom on page93
1.20.3. Veiligheidssynchronisatie en fouten
De toestand van de toegepaste veiligheidsconfiguratie in vergelijking tot welke robotinstallatie de
GUI heeft geladen, wordt weergegeven door het afschermingssymbool naast de tekst Safety
aan de linkerkant van het scherm. Deze pictogrammen geven een snelle indicator over de huidige
toestand. Ze worden hieronder gedefinieerd:
Configuratie gesynchroniseerd
Toont dat de GUI installatie identiek is aan de momenteel toegepaste veiligheidsconfiguratie.
Er zijn geen wijzigingen aangebracht.
Configuratie gewijzigd
Toont dat de GUI installatie anders is dan de momenteel toegepaste veiligheidsconfiguratie.
Bij het bewerken van de veiligheidsconfiguratie informeert het afschermingspictogram u of de
huidige instellingen al dan niet zijn toegepast.
Als een van de tekstvelden in het tabblad Safety ongeldige invoer bevatten, is de
veiligheidsconfiguratie in een foutstatus. Dit wordt op verschillende manieren aangegeven:
1. Een rood foutpictogram naast de tekst Safety aan de linkerkant van het scherm.
2. Het subtabblad(en) met fouten worden gemarkeerd met een rood foutpictogram bovenaan.
3. Tekstvelden die fouten bevatten, zijn gemarkeerd met een rode achtergrond.
Wanneer er fouten zijn e n u probeert weg te navigeren van het tabblad Installation,
verschijnt er een dialoogvenster met de volgende opties:
Gebruikershandleiding
page125). Noodstop kan bijvoorbeeld geconfigureerd
Zie 1.20.13. Veiligheids-I/O on page107
in de PolyScope-handleiding)."
91
voor meer informatie.
(zie 1.20.5.
UR3