1.8.3. Montage
Robotarm
WAARSCHUWING
• Zorg ervoor dat de robotarm correct en stevig met bouten bevestigd is. Het
montageoppervlak moet stevig zijn.
• Vergeet niet de rubberen stops in alle montagegaten in de robotbasis te
stoppen om te voorkomen dat vingers vast komen te zitten.
De robotarm wordt met vier M6 bouten gemonteerd met behulp van de vier 6,6 mm gaten in de
basis. Er wordt aangeraden deze bouten vast te draaien met een koppel van 9 Nm . Als er zeer
nauwkeurige herpositionering van de robotarm nodig is, zijn er twee gaten van Ø5 voor een pen.
Tevens is er een nauwkeurige "kopie" van de basis verkrijgbaar als accessoire.
toont waar u gaten moet boren en de schroeven moet monteren.
De aansluitkabel van de robot kan door de zijkant of de onderkant van de basis worden
gemonteerd. Monteer de robot op een stevige ondergrond die sterk genoeg is om ten minste tien
maal de volledige koppel van het basisgewicht te dragen en ten minste vijf maal het gewicht van
de robotarm. Daarnaast mag het oppervlak niet vibreren.
Als de robot op een lineaire as of bewegend platform gemonteerd wordt, dan moet de versnelling
van de bewegende montagebasis heel laag zijn. Een hoge versnelling kan ertoe leiden dat de
robot stopt, omdat hij denkt dat hij ergens tegenaan gebotst is.
WAARSCHUWING
Schakel de robotarm uit om onverwachts starten tijdens montage en demontage
te voorkomen.
Uitschakelen van de robotarm:
1. Druk op de aan/uit-knop op de programmeereenheid om de robot uit te
schakelen.
2. Koppel de netkabel/netsnoer af van het stopcontact.
3. Geef de robot 30 seconden de tijd om opgeslagen energie te ontladen.
LET OP
Plaats de robot in een omgeving geschikt voor de IP-klasse. De robot mag niet
worden gebruikt in omgevingen die de IP-klassen van de robot (IP54),
programmeereenheid (IP54) en de regelkast (IP44) overschrijden.
UR3
26
Afbeelding 6.1
Gebruikershandleiding