aangebracht in de positie of oriëntatie van een element dat is gebruikt voor het configureren van
de limiet, de limiet niet automatisch wordt bijgewerkt. Als de functie gewijzigd is, wordt dit
aangegeven door een pictogram
wordt ook weergegeven als het geselecteerde element uit de installatie verwijderd is.
kiezer om de limiet bij te werken met de huidige oriëntatie van de functie. Het pictogram
de elementkiezer. Het pictogram dat over de functiekiezer geplaatst wordt.
Veiligheidsmodus
Gebruik het vervolgkeuzemenu rechts van het scherm Tool Boundary Properties om de
veiligheidsmodus voor de gereedschapsoriëntatiegrens te selecteren. De beschikbare opties zijn:
De gereedschapsgrens is nooit actief.
Disabled
Wanneer het veiligheidssysteem in de modus Normaal is, is de
Normal
gereedschapsgrens actief.
Wanneer het veiligheidssysteem in de modus Verminderd is, is de
Reduced
gereedschapsgrens actief.
Wanneer het veiligheidssysteem in de modus Normaal of Verminderd is, is
Normal &
de gereedschapsgrens actief.
Reduced
De geselecteerde veiligheidsmodus wordt door een pictogram weergegeven in de
overeenkomstige weergave in het scherm Veiligheidsgrenzen. Als de veiligheidsmodus is
ingesteld op Uitgeschakeld wordt er geen pictogram weergegeven.
Effect
Uitvoering van het programma wordt afgebroken wanneer de afwijking van de
gereedschapsoriëntatie op het punt staat de ingevoerde maximum afwijking minus de tolerantie
te overschrijden
(zie 1.20.4. Toleranties on
voorspelde traject. Merk op dat het minteken weergegeven bij elke tolerantiewaarde slechts daar
is om aan te geven dat de tolerantie wordt afgetrokken van de werkelijke ingevoerde waarde. Het
veiligheidssysteem zal een Stop Categorie 0 uitvoeren indien de afwijking van de
gereedschapsoriëntatie de limiet overschrijdt (zonder tolerantie).
UR3
dat over de functiekiezer geplaatst wordt. Het pictogram
page92), als het doorgaat te bewegen langs het
106
naast de
op
Gebruikershandleiding