1.20.9. Toepassen
Bij het ontgrendelen van de veiligheidsconfiguratie, zal de robotarm worden uitgeschakeld terwijl
wijzigingen worden gemaakt. De robotarm kan niet worden ingeschakeld totdat de wijzigingen
zijn toegepast of hersteld, en handmatig wordt ingeschakeld vanaf het initialisatiescherm.
Eventuele wijzigingen in de veiligheidsconfiguratie moeten worden toegepast of hersteld,
vooraleer weg te navigeren van het tabblad Installatie. Deze wijzigingen zijn niet van kracht tot op
de knop Apply wordt gedrukt en de bevestiging wordt uitgevoerd. Bevestiging vereist visuele
inspectie van de wijzigingen aan de robotarm. Om veiligheidsredenen wordt de getoonde
informatie gegeven in SI-eenheden. Een voorbeeld van de bevestigingsdialoog wordt
weergegeven in onderstaande afbeelding.
Bovendien, bij bevestiging worden de wijzigingen automatisch opgeslagen als onderdeel van de
Zie 1.23.5. Installatie → Laden/Opslaan on page129
huidige robotinstallatie.
voor meer
informatie over het opslaan van de robotinstallatie.
1.20.10. Algemene limieten
Met de algemene veiligheidslimieten kunt u de lineaire snelheid van de robot-TCP beperken, en
de kracht die hij op de omgeving kan uitoefenen. Ze bestaan uit de volgende waarden:
Kracht
Een limiet voor de maximale kracht die de robot-TCP op de omgeving uitoefent.
Voeding
Gebruikershandleiding
95
UR3