robotarm. Daarnaast mag het oppervlak niet vibreren.
Als de robot op een lineaire as of bewegend platform gemonteerd wordt, dan moet de versnel-
ling van de bewegende montagebasis heel laag zijn. Een hoge versnelling kan ertoe leiden dat
de robot stopt, omdat hij denkt dat hij ergens tegenaan gebotst is.
Gereedschap De gereedschapsflens van de robot heeft vier M6-gaten waarmee een gereed-
schap aan de robot bevestigd kan worden. De M6 bouten moeten aangedraaid worden met
9 N m. Als er zeer nauwkeurige herpositionering van de robot nodig is, zijn er twee gaten van
Ø6 voor een pen. Afbeelding 4.2 toont waar u gaten moet boren en de schroeven moet monte-
ren.
Regelkast De regelkast kan worden opgehangen aan een muur of op de grond worden ge-
plaatst. Met een speling van 50 mm aan beide zijden zorgt u voor voldoende luchtstroom. Extra
montagebeugels kunnen worden aangeschaft.
Programmeereenheid De programmeereenheid kan worden opgehangen aan een wand of
aan de regelkast. Extra beugels om de programmeereenheid te monteren kunnen worden aan-
geschaft. Zorg dat niemand over de kabel kan struikelen.
UR10/CB3
GEVAAR:
• Zorg ervoor dat de robotarm correct en stevig met bouten be-
vestigd is. Het montageoppervlak moet stevig zijn.
• Vergeet niet de rubberen stops in alle montagegaten in de ro-
botbasis te stoppen om te voorkomen dat vingers vast komen
te zitten.
VOORZORGSMAATREGEL:
Als de robot langere tijd ondergedompeld wordt in water, kan hij
beschadigd raken. De robot mag nooit in water of een natte omge-
ving gemonteerd worden.
GEVAAR:
1. Zorg ervoor dat het gereedschap correct en stevig met bouten
bevestigd is.
2. Zorg ervoor dat het gereedschap zo gemaakt is dat het geen
gevaarlijke situatie kan opleveren doordat er onverwacht een
onderdeel valt.
I-24
4.3 Montage
Versie 3.6.0