11.2 Aan de slag
11.2.4 Snel beginnen
Om de robot na de installatie snel op te starten, voert u de volgende stappen uit:
1. Druk op de noodstop op de voorkant van de programmeereenheid.
2. Druk op de aan/uit-knop op de programmeereenheid.
3. Wacht even tot het systeem is opgestart en er tekst op het aanraakscherm wordt weergege-
ven.
4. Als het systeem klaar is, verschijnt er een pop-upvenster op het aanraakscherm dat aan-
geeft dat de robot gestart moet worden.
5. Druk op de knop in het pop-upvenster. Het initialisatiescherm wordt weergegeven.
6. Wacht op de toestemming van de toegepaste veiligheidsconfiguratie dia-
loog en druk op de knop Veiligheidsconfiguratie bevestigen . Dit betreft een
eerste serie veiligheidsparameters die op basis van een risicobeoordeling moeten worden
aangepast.
7. Ontgrendel de noodstop. De status van de robot verandert dan van Noodstop uitgevoerdin
Uitgeschakeld.
8. Stap uit het werkbereik van de robot.
9. Raak de knop Aan op het touchscreen aan. Wacht een paar seconden tot de status van de
robot verandert in Stationair.
10. Controleer of de belastingsmassa en de geselecteerde montage correct zijn. U wordt ge-
waarschuwd als de montage die gedetecteerd is op basis van de sensorgegevens niet over-
eenkomt met de geselecteerde montage.
11. Raak de knop Start op het touchscreen aan. De robot maakt nu een geluid en beweegt
iets tijdens het ontgrendelen van de remmen.
12. Raak de knop OK aan. U gaat dan naar het scherm Welkom.
11.2.5 Het eerste programma
Een programma is een lijst commando's die aangeven wat de robot moet doen. Met Poly-
Scope kunnen mensen met maar weinig programmeerervaring de robot programmeren. Voor
de meeste taken vindt het programmeren volledig plaats via het aanraakscherm zonder crypti-
sche commando's te hoeven invoeren.
De beweging van het gereedschap is het deel van het robotprogramma dat de robotarm leert
hoe hij moet bewegen. In PolyScope worden bewegingen van het gereedschap ingesteld met
een serie waypoints. De gecombineerde waypoints vormen een pad dat de robotarm volgt.
Een waypoint wordt ingesteld door gebruik te maken van het tabblad Bewegen, waardoor de
robot naar een bepaalde positie verplaatst (programmeren), of het kan worden berekend door
software. Gebruik het tabblad Bewegen (zie 13.1) om de robotarm naar een gewenste po-
sitie te bewegen, of programmeer de positie door de robotarm gewoonweg naar de juiste plek
te trekken terwijl u de knop Freedrive aan de achterkant de programmeereenheid ingedrukt
houdt.
Naast het bewegen langs waypoints kan het programma op bepaalde punten in het traject van
de robot I/O-signalen sturen naar andere machines en commando's uitvoeren zoals als. . . dan
en lus, op basis van variabelen en I/O-signalen.
Versie 3.6.0
II-25
CB3