Stop Categorie 0: Robotbeweging wordt gestopt door directe uitschakeling van de netvoeding
naar de robot. Dit is een ongeregelde stop, waarbij de robot kan afwijken van het pro-
gramma, omdat ieder gewricht zo snel mogelijk remt. Deze beveiligde stop wordt ge-
bruikt als een veiligheidslimiet overtreden wordt of in het geval van een fout in de vei-
ligheidsonderdelen van het bedieningssysteem. Zie voor meer informatie ISO 13850 of
IEC 60204-1.
Stop Categorie 1: De robotbeweging wordt gestopt waarbij netvoeding naar de robot beschik-
baar blijft voor de stop. Als de robot gestopt is, wordt de netvoeding uitgeschakeld. Dit
is een geregelde stop, waarbij de robot het programma blijft volgen. De netvoeding wordt
zodra de robot stil staat. Zie voor meer informatie ISO 13850 of IEC 60204-1.
Stop Categorie 2: Een geregelde stop waarbij de netvoeding naar de robot ingeschakeld blijft.
Het veiligheidsbedieningssysteem controleert of de robot in de stoppositie blijft. Zie voor
meer informatie IEC 60204-1.
Categorie 3: De term Categorie moet niet verward worden met de term Stop Categorie. Categorie
verwijst naar het type architectuur dat gebruikt wordt voor een bepaald Prestatieniveau.
Een belangrijke eigenschap van een Categorie 3 architectuur is dat een enkele fout niet tot
verlies van een veiligheidsfunctie kan leiden. Zie voor meer informatie ISO 13849-1.
Prestatieniveau: Een prestatieniveau (PL) is een discreet niveau dat gebruikt wordt voor het spe-
cificeren van de mogelijkheid van veiligheidsonderdelen van bedieningssystemen tot het
uitvoeren van veiligheidsfuncties onder voorziene omstandigheden. PLd is de op ´ e ´ e n na
hoogste betrouwbaarheidsclassificatie, wat betekent dat de veiligheidsfunctie extreem be-
trouwbaar is. Zie voor meer informatie ISO 13849-1.
Diagnostische dekking (DC): is een meting van de effectiviteit van de diagnostiek die ge¨ ı mplementeerd
is om het nominale prestatieniveau te bereiken. Zie voor meer informatie ISO 13849-1.
MTTFd: Mean time to dangerous failure (MTTFd) (Gemiddelde tijd tot gevaarlijke fout) is een
waarde gebaseerd op berekeningen en testen die gebruikt worden om het nominale pres-
tatieniveau te bereiken. Zie voor meer informatie ISO 13849-1.
Integrator: De integrator is de entiteit die de laatste robotinstallatie ontwerpt. De integrator
is verantwoordelijk voor het maken van de definitieve risicobeoordeling en moet ervoor
zorgen dat de uiteindelijke installatie voldoet aan de lokale wet- en regelgeving.
Risicobeoordeling: Een risicobeoordeling is het algemene proces van het identificeren van alle
risico's en ze te verminderen tot op een geschikt niveau. Een risicobeoordeling dient te
worden gedocumenteerd. Raadpleeg ISO 12100 voor meer informatie.
Gecombineerde robottoepassing: De term gecombineerd verwijst naar samenwerking tussen opera-
tor en robot in een robottoepassing. Zie exacte definitie en beschrijvingen in ISO 10218-1
en ISO 10218-2.
Veiligheidsconfiguratie: Veiligheidsfuncties en interfaces kunnen aan de hand van parameters
voor veiligheidsconfiguratie worden geconfigureerd. Deze worden via het software-interface
gedefinieerd, zie onderdeel II.
Versie 3.6.0
Verklarende woordenlijst
II-117
CB3