13.10 Installatie
Variabelen die op het scherm Variabelen gecre¨ e erd worden, worden installatievariabelen ge-
noemd en worden gebruikt net als normale programmavariabelen. Installatievariabelen zijn
verschillend omdat ze hun waarde behouden, zelfs als een programma stopt en dan weer start,
en wanneer de robotarm en/of regelkast uitgeschakeld en dan weer ingeschakeld wordt. Hun
namen en waarden worden opgeslagen tijdens de installatie, dus het is mogelijk dezelfde vari-
abele te gebruiken in meerdere programma's.
Door op Nieuw cre¨ e ren te drukken wordt een scherm weergegeven met een voorgestelde naam
voor de nieuwe variabele. De naam kan gewijzigd worden en de waarde kan ingevoerd worden
via het aanraken van het tekstveld. Er kan alleen op de knop OK worden getikt als de nieuwe
naam nog niet gebruikt is in deze installatie.
Het is mogelijk de waarde van een installatievariabele te wijzigen door de variabele in de lijst
te markeren en te klikken op Waarde bewerken.
Selecteer, om een variabele te verwijderen, en tik op Verwijderen.
Na het configureren van de installatievariabelen, moet de installatie zelf opgeslagen worden om
de configuratie te bewaren, (zie 13.5).
De installatievariabelen en hun waarden worden iedere 10 minuten automatisch opgeslagen.
CB3
Variabelen
II-48
13.10 Installatie
Variabelen
Versie 3.6.0