De toetsencombinaties nodig voor het invoeren van deze waarden in de
Algebraic-modus zijn als volgt:
...¹2` R5`
Dezelfde berekeningen kunnen worden uitgevoerd in de PRN-modus.
Stapelgeheugenniveaus 3: en 4: tonen de berekening in de Exact CAS (de
CAS-optie _Numeric is niet geselecteerd), op stapelniveaus 1: en 2: toont de
berekening waarbij de optie Numeric CAS geselecteerd is.
De vereiste toetsencombinatie is: 2...¹ 5R
Een sneltoets om tussen de modus APPROX en EXACT te wisselen, is door de
Shift-rechts-toets vast te houden en de toets ENTER gelijktijdig in te drukken,
bijvoorbeeld
‚ (vasthouden) `.
Reële getallen versus hele getallen
CAS-bewerkingen gebruiken hele getallen om tot volledige nauwkeurigheid bij
berekeningen te komen. Reële getallen worden opgeslagen in de vorm van een
mantisse en een exponent en zijn qua nauwkeurigheid beperkt. In de modus
APPROX echter wordt een heel getal altijd omgezet in een reëel getal, zoals
hierna weergegeven wordt.
Blz. C-5