« → xs xe dx « xe xs – dx / ABS 1. + xs → n x « xs WHILE
'x<xe' REPEAT 'x+dx' EVAL DUP 'x' STO END n →LIST » » »
en sla het op in variabele @GLIS4.
•
Zorg ervoor dat de programmaroep 0.5 ` 2.5 ` 0.5 ` @GLIS4 de
lijst {0.5 1. 1.5 2. 2.5} geeft.
•
Gebruik het programma DBUG voor een korte lijst om de werking stap
voor stap te zien, bijvoorbeeld:
J1 # 1.5 # 0.5 `
[ ' ] @GLIS4 `
„°LL @) @ RUN@ @@DBG@
Gebruik @SST↓@ om stapsgewijs door het programma te lopen en de
gedetailleerde werking van elk commando te zien.
Fouten en het ontdekken van fouten
De functies in het submenu PRG/ERROR bieden manieren om om te gaan met
fouten in de rekenmachine en om fouten in programma's te ontdekken. Het
submenu PRG/ERROR, beschikbaar via „°LL@) E RROR@ , bevat
volgende functies en submenu's:
DOERR
Deze functie voert een door de gebruiker gedefinieerde fout uit en zorgt er zo
voor dat de rekenmachine zich gedraagt alsof die bepaalde fout zich had
voorgedaan. De functie kan als argument een heel getal, een binair heel getal,
een foutmelding of het getal nul (0) hebben. Het invoeren van 5` @DOERR
in de RPN-modus, geeft de volgende foutmelding: Error: Memory Clear
Als u #11h ` @DOERR invoert, verschijnt de volgende melding: Error:
Undefined FPTR Name
Voert de parameters 1 1.5 0.5 in
Voert de programmanaam in op
niveau 1
Activeert de debugger.
Blz. 21-69