daarentegen niet. Geldige voorbeelden van variabelennamen zijn: 'A', 'B', 'a',
'b', ' α ', ' β ', 'A1', 'AB12', ' A12','Vel','Z0','z1', enz.
Een variabele kan niet dezelfde naam hebben als een functie van de
rekenmachine. U kunt bijvoorbeeld geen variabele met de naam SIN hebben,
aangezien de rekenmachine een SIN commando heeft. De rekenmachine bevat
de volgende gereserveerde variabelennamen: ALRMDAT, CST, EQ, EXPR, IERR,
IOPAR, MAXR, MINR, PICT, PPAR, PRTPAR, VPAR, ZPAR, der_, e, i, n1,n2, ...,
s1, s2, ..., Σ DAT, Σ PAR, π , ∞
Variabelen kunnen in subdirectorys georganiseerd worden.
Het áanmaken van variabelen
Voor het aanmaken van een variabele kunt u het menu FILES gebruiken, net
zoals in de vorige voorbeelden voor het aanmaken van een subdirectory. In de
subdirectory {HOME M NS INTRO}, aangemaakt in een eerdere oefening,
wilt u bijvoorbeeld de volgende variabelen met de getoonde waarden opslaan:
Via het menu FILES
U gebruikt het menu FILES om een variabele A in te voeren. Stel dat u zich in
subdirectory {HOME M NS INTRO}.bevindt.
toetsencombinatie om naar deze subdirectory te gaan: „¡ en selecteer
de INTRO subdirectory zoals in het beeldscherm getoond wordt:
Naam
A
α
A12
Q
'r/(m+r)'
R
z1
<< → r ' π *r^2' >> programma
p1
Inhoud
12.5
-0.25
5
3 × 10
algebraïsch
[3,2,1]
3+5i
Type
Reël
Reël
Reël
vector
complex
Gebruik de volgende
Blz. 2-49