subdirectory {HOME MANS} staat met de variabelen A12, R, Q, z1, A en de
subdirectory INTRO, zoals hieronder getoond wordt. (Kopieer A12 vanuit
INTRO naar MANS).
Algebraïsche modus
In dit geval heeft u de rekenmachine ingesteld op de Algebraïsche modus. Stel
dat u de volgorde van de variabelen wilt veranderen in INTRO, A, z1, Q, R,
A12. Ga als volgt te werk om de functie ORDER te activeren:
„°˜@@OK@@
˜˜˜˜ @@OK@@
—— @@OK@@
Het beeldscherm toont de volgende invoerregel:
Vervolgens wordt de nieuwe volgorde weergegeven van de variabelen waarbij
de namen tussen haakjes staan:
Het beeldscherm toont nu de nieuwe volgorde van de variabelen:
RPN-modus
In de RPN-modus geeft het stapelgeheugen een lijst van herschikte variabelen
voordat het commando ORDER is toegepast. Stel dat u vanuit dezelfde situatie
begint als hierboven, alleen dan in de RPN-modus, d.w.z.,
De herschikte lijst wordt aangemaakt met:
„ä ) @ INTRO @@@@A@@@ @@@z1@@ @@@Q@@@ @@@@R@@@ @@A12@@ `
Voer daarna het commando ORDER in, zoals u al eerder heeftgedaan, d.w.z.
„°˜@@OK@@
˜˜˜˜ @@OK@@
Selecteert MEMORY in het programmeringsmenu
Selecteert DIRECTORY in het menu MEMORY
Selecteert ORDER in het menu DIRECTORY
„ä ³) @ INTRO ™‚í³@@@@A@@@
™‚í³@@@z1@@™‚í³@@@Q@@@™
‚í³@@@@R@@@ ™‚í³@@A12@@ `
Selecteert MEMORY in het programmeringsmenu
Selecteert DIRECTORY in het menu MEMORY
Blz. 2-61