1
0 .
1
0 .
+
7
5 .
5
0 .
⋅
3
3
0 .
−
2
0 .
Voor de invoer van deze uitdrukking maakt u gebruik van de volgende
toetsencombinaties:
5.*„Ü1.+1./7.5™/
„ÜR3.-2.Q3
Hetgeen resulteert in deuitdrukking: 5.*(1.+1./7.5)/( √ 3.-2.^3).
Druk op ` om de uitdrukking als volgt in het beeldscherm te krijgen:
U ziet dat als uw CAS ingesteld is op EXACT (zie bijlage C) en de uitdrukking
wordt ingevoerd met hele getallen voor hele getalwaarde, het resultaat een
symbolische hoeveelheid is, bijvoorbeeld,
5*„Ü1+1/7.5™/
„ÜR3-2Q3
Alvorens een resultaat geproduceerd wordt, wordt u verzocht de
Benaderingsmodus in te stellen. Accepteer de verandering teneinde het
volgende resultaat te krijgen (weergegeven in de decimale modus Fix met drie
decimalen– zie Hoofdstuk 1):
In dit geval, wanneer u de uitdrukking rechtstreeks in het stapelgeheugen
invoert. Van zodra u op `drukt, zal de rekenmachine proberen een waarde
voor de uitdrukking te berekenen. Indien de uitdrukking echter tussen haakjes is
ingevoerd, reproduceert de rekenmachine de uitdrukking zoals ingevoerd. In
het volgende voorbeeld voert u dezelfde uitdrukking in als hierboven, maar dan
tussen haakjes. Hiervoor stelt u de modus in op Alg, de CAS-modus op Exact
(verwijder markering bij_Approx), met het beeldscherm ingesteld op Textbook.
Blz. 2-4