3 – Voer de naam in (en bereik, indien nodig) van de onafhankelijke en
afhankelijke variabelen
4 – Voer de specificaties van de assen in als een lijst { center atick x-label y-
label }
5 – Gebruik ERASE, DRAX, LABEL, DRAW om een volledig gelabelde grafiek
met assen te maken.
Dezelfde aanpak kan worden gebruikt om diagrammen te maken met een
programma, behalve dat u in een programma het commando PICTURE moet
toevoegen na het oproepen van de functie DRAW om het grafische scherm
terug naar het stapelgeheugen op te roepen.
Voorbeelden van diagrammen gemaakt met programma's
In deze paragraaf laten we hoe u de laatste drie voorbeelden kunt
implementeren met programma's. Activeer het menu PLOT voor u het
programma invoert om het invoeren van grafische commando's te
vergemakkelijken („ÌC, zie hierboven).
Voorbeeld 1 – Een functie-diagram. Voer het volgende programma in:
«
{PPAR EQ} PURGE
'√r' STEQ
'r' INDEP
's' DEPND
FUNCTION
{ (0.,0.) {.4 .2}
"Rs" "Sr" } AXES
–1. 5. XRNG
–1. 5. YRNG
ERASE DRAW DRAX LABEL
PICTURE »
Activeert het programma
Wist de huidige PPAR en EQ
Slaat '√r' op in EQ
Stelt 'r' als de onafh. variabele in
Stelt 's' als de afhankelijke variabele
Kiest FUNCTION als het
diagramtype
Bepaalt het x-bereik
Bepaalt het y-bereik
Wist en tekent het diagram, assen en
labels
Roept het grafische scherm op in het
stapelgeheugen
Blz. 22-19