De stappen worden nu in detail besporken: Evalueer de uitdrukking eerst met
de functie EVAL. De resulterende uitdrukking is halfsymbolisch in de zin dat het
resultaat drijvende punten bevat, evenals een √ 3. Vervolgens moet u terugkeren
naar de stapelgeheugenlokaties en de uitdrukking evalueren met de functie
NUM.
™
...ï
Dit laatste resultaat is zuiver numeriek, zodat de twee resultaten in het
stapelgeheugen, alhoewel zij dezelfde uitdrukking voorstellen, verschillend
lijken. Om te verifiëren dat dit niet zo is, trekt u de twee waarden af en
evalueert dit verschil door middel van de functie EVAL:
-
μ
Het resultaat is nul (0).
Opmerking: vermijd het door elkaar gebruiken van de reële en hele getal-
gegevens teneinde conflicten in de berekeningen te voorkomen. Voor vele toe-
passingen in de fysica en techniek, waaronder de numerieke oplossing van
vergelijking, statistische toepassingen, enz. werkt de modus APPROX (zie
bijlage C) beter. Voor wiskundige toepassingen, bijvoorbeeld calculus, vec-
toranalyse, algebra, enz. wordt de modus EXACT verkozen. Raak bekend met
de bewerkingen in beide modi en leer hoe u van de ene naar de andere
modus kunt omschakelen naar gelang de bewerking (zie bijlage C).
Het bewerken van aritmetische uitdrukkingen
Stel dat u de volgende uitdrukking tussen haakjes ingevoerd heeft, met de
rekenmachine op de RPN-modus en het CAS ingesteld op EXACT:
Wisselt stapelgeheugenniveau's 1 en 2 (het commando
SWAP)
Evalueert met de functie
Trekt niveau 1 van niveau 2 af
Evalueert met de functie EVAL
NUM
Blz. 2-6