Mededeling MELD JE PRODUCT AAN: www.register.hp.com DE INHOUD VAN DEZE HANDLEIDING EN DE HIERIN VERVATTE FICTIEVE PRAKTIJKVOORBEELDEN KUNNEN ZONDER AANKONDIGING VERANDERD WORDEN. HEWLETT–PACKARD COMPANY GEEFT GEEN GARANTIE AF VAN WELKE AARD DAN BETREKKING DEZE HANDLEIDING, WAARONDER STILZWIJGENDE GARANTIES VERHANDELBAARHEID, GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL EN GEEN INBREUK VORMEND VAN TOEPASSING ZIJN, MAAR DIE HIER NIET TOT BEPERKT ZIJN.
Pagina 3
Voorwoord U heeft een compacte symbolische en numerieke computer in handen die de berekening en wiskundige analyse van problemen vergemakkelijkt in een verscheidenheid van disciplines, variërend van elementaire wiskunde tot gevorderde technische en wetenschappelijke onderwerpen. Deze gebruiksaanwijzing bevat voorbeelden die het gebruik van de basisfuncties en bewerkingen van de rekenmachine weergeven.
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 - Beginnen Basisbediening, 1-1 Batterijen, 1-1 De rekenmachine in- en uitschakelen, 1-2 Het contrast van het beeldscherm instellen, 1-2 Inhoud van het beeldscherm van de rekenmachine, 1-3 Menu’s, 1-3 Het menu TOOL, 1-4 De tijd en datum instellen, 1-4 Toetsenbord van de rekenmachine, 1-5 Modi van de rekenmachine selecteren, 1-6 Bedieningsmodus, 1-7...
Pagina 5
Hoofdstuk 2 - Introductie van de rekenmachine Objecten van de rekenmachine, 2-1 Uitdrukkingen in het stapelgeheugen bewerken, 2-1 Rekenkundige uitdrukkingen maken, 2-1 Algebraïsche uitdrukkingen maken, 2-4 De vergelijkingenschrijver (EQW) gebruiken om uitdrukkingen te mak- en, 2-4 Rekenkundige uitdrukkingen maken, 2-5 Algebraïsche uitdrukkingen maken, 2-7 Gegevens organiseren in de rekenmachine, 2-8 De HOME-directory, 2-8...
Pagina 6
Tiende machten gebruiken om gegevens in te voeren, 3-3 Functies voor reële getallen in het menu MTH, 3-5 Rekenmachinemenu’s gebruiken: , 3-5 Hyperbolische functies en de tegenwaarden, 3-6 Handelingen met eenheden, 3-7 Het menu UNITS, 3-7 Beschikbare eenheden, 3-9 Eenheden aan getallen koppelen, 3-10 Eenheidprefixen, 3-11 Handelingen met eenheden, 3-11 Eenheidconversies, 3-13...
Pagina 7
Uitbreiding en factorisering met trigonometrische functies, 5-6 Functies in het menu ARITHMETIC, 5-7 Polynomen, 5-8 De functie HORNER, 5-8 De variabele VX, 5-8 De functie PCOEF, 5-8 De functie PROOT, 5-9 De functies QUOT en REMAINDER, 5-9 De functie PEVAL, 5-9 Breuken, 5-9 De functie SIMP2, 5-10 De functie PROPFRAC, 5-10...
Pagina 8
Referentie, 6-12 Hoofdstuk 7 - Bewerkingen met lijsten Lijsten aanmaken en opslaan, 7-1 Bewerkingen met getallenlijsten, 7-1 Veranderend teken , 7-1 Optellen, aftrekken, vermenigvuldigen, delen, 7-1 Functies toegepast op lijsten, 7-3 Lijsten van complexe getallen, 7-4 Lijsten van algebraïsche objecten, 7-4 Het menu MTH/LIST , 7-5 De functie SEQ, 7-6 De functie MAP, 7-6...
Pagina 9
Bewerkingen met matrices, 9-2 Optellen en aftrekken, 9-3 Vermenigvuldiging, 9-4 Vermenigvuldiging met een scalair, 9-4 Matrix-vectorvermenigvuldiging, 9-4 Matrixvermenigvuldiging, 9-5 Term-voor-term vermenigvuldiging, 9-5 De identiteitsmatrix, 9-6 De inverse matrix, 9-7 Een matrix karakteriseren (Het menu matrix NORM), 9-7 De functie DET, 9-8 De functie TRACE, 9-8 Oplossing van lineaire systemen, 9-8 De numerieke solver gebruiken voor lineaire systemen, 9-9...
Pagina 10
De Functies TAYLR, TAYLR0, en SERIES, 11-5 Referentie, 11-6 Hoofdstuk 12 - Multivariant Calculustoepassingen Partiële afgeleiden, 12-1 Meervoudige integralen, 12-2 Referentie, 12-2 Hoofdstuk 13 - Toepassingen van vectoranalyse De del-operator, 13-1 Gradiënt, 13-1 Divergentie, 13-2 Rotatie, 13-2 Referentie, 13-2 Hoofdstuk 14 - Differentiaalvergelijkingen Het menu CALC/DIFF, 14-1 Oplossing voor lineaire en niet-lineaire vergelijkingen, 14-1 De functie LDEC, 14-2...
Pagina 11
De Chi-kwadraat verdeling, 15-3 De F-verdeling, 15-4 Referentie, 15-4 Hoofdstuk 16 - Statistische Toepassingen Gegevens invoeren, 16-1 Statistieken met één variabele berekenen, 16-2 Steekproef vs. populatie, 16-2 Frequentieverdelingen verkrijgen, 16-3 Gegevens in een functie y = f(x) plaatsen, 16-4 Aanvullende samenvattende statistieken verkrijgen, 16-6 Betrouwbaarheidsintervallen, 16-7 Hypotheses testen, 16-9 Referentie, 16-11...
Pagina 12
Regulatory information, G-5 Verwijdering van afgedankte apparatuur door privé-gebruikers in de Europese Unie, G-7 Blz. TOC-9...
Hoofdstuk 1 Beginnen Dit Hoofdstuk beschrijft de basisinformatie betreffende het gebruik van uw rekenmachine. De doelstelling van de oefeningen is dat u vertrouwd raakt met de basisfuncties en instellingen voordat u daadwerkelijk een berekening maakt. Basisbediening De volgende oefeningen zijn bedoeld om de hardware van uw rekenmachine beter te leren kennen.
laat houder b. Plaats een nieuwe CR2032 lithiumbatterij. Zorg ervoor dat de positieve kant (+) naar boven is geplaatst. C .Plaats het afdekplaatje terug en duw het in de beginpositie. Druk, nadat de batterijen zijn geplaatst, op $ om de rekenmachine in te schakelen.
Inhoud van het beeldscherm van de rekenmachine Zet uw rekenmachine weer aan. Boven in het beeldscherm staan twee informatieregels die de instellingen van de rekenmachine beschrijven. In de eerste regel staan de volgende tekens: RAD XYZ HEX R= 'X' Raadpleeg hoofdstuk 2 in de gebruikshandleiding van de rekenmachine voor meer informatie over de betekenis van deze symbolen.
Het menu TOOL De softmenutoetsen van het weergegeven menu, het menu TOOL, zijn voor het bewerken van variabelen (zie de paragraaf over variabelen in dit hoofdstuk). @EDIT A EDIT: bewerken van de inhoud van een variabele (zie hoofdstuk 2 in deze handleiding en hoofdstuk 2 en Bijlage L in de gebruikshandleiding voor meer informatie over bewerken) @VIEW B VIEW: bekijken van de inhoud van een variabele...
Toetsenbord van de rekenmachine In onderstaande afbeelding ziet u een weergave van het toetsenbord van de rekenmachine met genummerde rijen en kolommen. Elke toets heeft drie, vier of vijf functies. De hoofdfunctie van een toets heeft de meest zichtbare markering op de toets. De linkershifttoets, toets (8,1), de rechtershifttoets, toets (9,1) en de toets ALPHA, toets (7,1) kunnen worden gecombineerd met enkele andere toetsen om de andere functies in het toetsenbord te activeren.
…N Functie rechts-shift: het activeren van de functie CATalog functie ALPHA: het invoeren van de hoofdletter P ~„p functie ALPHA-Links-shift: het invoeren van de kleine letter p ~…p functie ALPHA-Rechts-shift: het invoeren van het symbool π Van de zes functies die met een toets kunnen worden uitgevoerd, worden alleen de eerste vier op het toetsenbord weergegeven.
Reverse Polish Notation (RPN). De rekenmachine staat standaard in de modus Algebraic (zoals in de bovenstaande afbeelding te zien is), maar gebruikers van oudere modellen van HP-rekenmachines zijn misschien meer bekend met de RPN-modus. Als u een bedieningsmodus wilt selecteren, moet u eerst het invoervenster CALCULATOR MODES openen met de toets H.
Pagina 21
Als u op ` drukt, geeft de rekenmachine de volgende uitdrukking weer: √ (3.*(5.-1/(3.*3.))/23.^3+EXP(2.5)) Als u opnieuw op ` drukt, krijgt u de volgende waarde (accepteer modus Approx. aan als u hierom wordt gevraagd door op !!@@OK#@ te drukken): U kunt de uitdrukking ook als volgt rechtstreeks in het beeldscherm typen zonder de vergelijkingenschrijver te gebruiken: R!Ü3.*!Ü5.-1/ 3.*3.™...
Pagina 22
operanden nemen invoeren verschillende stapelgeheugenniveaus in gebruik. Als u 3` invoert, wordt het getal 3 in stapelgeheugenniveau 1 ingevoerd. Als u daarna 2 invoert, gaat het getal 3 naar naar stapelgeheugenniveau 2. Door vervolgens op + te drukken, vertellen we de rekenmachine dat hij de operator of het programma + moet toepassen op de objecten in niveaus 1 en 2.
5 - 1/(3 × 3) , staat nu op niveau 1; 3 op niveau 2 3 × (5 - 1/(3 × 3)), staat nu op niveau 1. 23`Voer 23 in op niveau 1, 14.66666 gaat naar niveau 2. Voer 3 in, bereken 23 op niveau 1.
in (met 16 significante cijfers). Druk op de toets `. Het getal wordt afgerond op maximaal 12 significante cijfers en wordt als volgt weergegeven: Vaste opmaak met decimalen Druk op de toets H. Selecteer daarna met de toets pijltje omlaag, ˜, de optie .
U ziet dat het getal is afgerond en niet afgekapt. Het getal 123.4567890123456 wordt voor deze instelling dus weergegeven als 123.457 en niet als 123.456, omdat het cijfer na 6 > 5 is Wetenschappelijke opmaak U stelt deze opmaak in door op de toets H te drukken. Selecteer daarna met de toets pijltje omlaag, ˜, de optie Number format.
de toets pijltje omlaag, ˜, de optie Number format . Druk op de softmenutoets @CHOOS (B) en selecteer de optie Engineering met de toets pijltje omlaag ˜. Het getal 3 moet voor Eng blijven staan. (Dit getal kan op dezelfde manier worden gewijzigd als het Fixed aantal decimalen in het bovenstaande voorbeeld.) Druk op de softmenutoets !!@@OK#@ om terug te keren naar het beeldscherm van de rekenmachine.
Druk op de softmenutoets !!@@OK#@ om terug te keren naar het beeldscherm van de rekenmachine. Het getal 123.4567890123456, dat we eerder hebben ingevoerd, wordt nu weergegeven als: Hoekmeting Bij trigonometrische functies moet u bijvoorbeeld argumenten invoeren voor vlakke hoeken. De rekenmachine heeft drie verschillende modi voor Hoekmetingen die u bij hoeken kunt gebruiken: ο...
Coördinatenstelsel Als u het coördinatenstelsel selecteert, heeft dit invloed op de manier waarop vectoren en complexe getallen worden weergegeven en ingevoerd. Raadpleeg hoofdstuk 4 en 8 in deze handleiding voor meer informatie over respectievelijk complexe getallen en vectoren . De rekenmachine beschikt over drie soorten coördinatenstelsels: Rechthoekig (RECT), Cilindrisch (CYLIN) en bolvormig (SPHERE).
• Druk op de softmenutoets @@ CAS@@ om de CAS-instellingen te wijzigen. Hier volgen de standaardwaarden van de CAS-instellingen: • Met de pijltjestoetsen kunt u door de vele opties van het invoervenster CAS MODES navigeren: š™˜—. • Als u een van de bovenstaande instellingen wilt selecteren of deselecteren, moet u het onderliggende streepje voor de gewenste optie selecteren en op de softmenutoets drukken totdat u de...
• Numeric: als deze waarde is ingesteld, produceert de rekenmachine een numerieke uitkomst of een uitkomst met zwevende komma bij berekeningen. Er dient opgemerkt te worden dat constanten steeds numeriek geëvalueerd zullen worden. • Approx: als deze waarde is ingesteld, gebruikt de modus Approximate numerieke uitkomsten bij berekeningen.
• Met de pijltjestoetsen kunt u door de vele opties van het invoervenster DISPLAY MODES navigeren: š™˜—. • Als u een van de bovenstaande aan te vinken instellingen wilt selecteren of deselecteren, moet u het onderliggende streepje voor de gewenste optie selecteren en op de softmenutoets drukken totdat u de gewenste instelling krijgt.
De beschikbare opties zijn drie standaard System Fonts (grootten 8, 7 en 6) en een optie Browse... Met deze laatste optie kunt u door het geheugen van de rekenmachine bladeren voor extra lettertypen die u heeft aangemaakt (zie hoofdstuk 23) of in de rekenmachine heeft gedownload. Oefen in het wijzigen van het lettertype van het beeldscherm van grootte 7 naar 6.
Pagina 33
geven. Druk een keer op de toets pijltje omlaag, ˜, om naar de Edit- regel te gaan. In deze regel staan drie eigenschappen die kunnen worden aangepast. Als deze eigenschappen zijn geselecteerd (aangevinkt), worden de volgende effecten actief: _Small Het lettertype wordt gewijzigd naar klein. Zo staat er zoveel mogelijk informatie op het scherm.
Eigenschappen van de vergelijkingenschrijver (EQW) selecteren Druk eerst op de toets H om het invoervenster CALCULATOR MODES te activeren. Druk in het invoervenster CALCULATOR MODES op de softmenutoets @@DISP@ (D) om het invoervenster DISPLAY MODES weer te geven. Druk drie keer op de toets pijltje omlaag, ˜, om naar de regel EQW (Vergelijkingenschrijver) te gaan.
Hoofdstuk 2 Introductie van de rekenmachine In dit hoofdstuk laten wij u een aantal basishandelingen van de rekenmachine zien, waaronder het gebruik van de Vergelijkingenschrijver en het bewerken van gegevensobjecten in de rekenmachine. Bestudeer de voorbeelden in dit hoofdstuk goed zodat u de functies van de rekenmachine in de toekomst optimaal kunt gebruiken.
Pagina 37
U ziet dat als het CAS is ingesteld op EXACT (zie Bijlage C in de gebruikshandleiding) en u de uitdrukking met hele getallen invoert, het resultaat een symbolische hoeveelheid is, bijvoorbeeld: 5*„Ü1+1/7.5™/ „ÜR3-2Q3 Voordat de uitkomst wordt berekend, wordt u gevraagd de modus Approximate in te stellen.
Pagina 38
Als het CAS is ingesteld op Exact, wordt u gevraagd de wijziging van de CAS-instelling naar Approx goed te keuren. Als dit is gedaan, krijgt u hetzelfde resultaat als voorheen. U kunt de uitdrukking tussen aanhalingstekens die eerder is ingevoerd ook evalueren door de optie …ï...
Algebraïsche uitdrukkingen maken Algebraïsche uitdrukkingen omvatten niet alleen getallen, maar ook variabelennamen. Als voorbeeld voeren we de volgende algebraïsche uitdrukking in de rekenmachine in: We stellen de bedieningsmodus van de rekenmachine in op Algebraic, het CAS op Exact en het beeldscherm op Textbook. Voer deze algebraïsche uitdrukking in met de volgende toetsencombinaties: ³2*~l*R„Ü1+~„x/ ~r™/„Ü~r+~„y™+2*~l/...
scherm wordt als volgt weergegeven. Druk op L voor de tweede menupagina: De zes softmenutoetsen voor de vergelijkingenschrijver activeren de functies EDIT, CURS, BIG, EVAL, FACTOR, SIMPLIFY, CMDS en HELP. Deze functies worden uitvoerig beschreven hoofdstuk gebruikshandleiding van de rekenmachine. Rekenkundige uitdrukkingen maken manier waarop...
Pagina 41
Stel dat u de getallen tussen de haakjes in de noemer wilt vervangen (dus 5+1/3) door (5+ π /2). We gebruiken eerst de deletetoets (ƒ) om de huidige uitdrukking 1/3 te wissen en daarna vervangen we die breuk als volgt door 𠃃ƒ„ìQ2 Het scherm ziet er dan als volgt uit: Om de noemer 2 in de uitdrukking in te voegen moeten we de volledige...
N.B.: een andere manier is om vanuit de oorspronkelijke positie van de cursor (rechts van de 2 in de noemer van π /2) de toetsencombinatie ‚— geïnterpreteerd als (‚‘) in te drukken. Als de uitdrukking is gemarkeerd zoals hierboven, voert u +1/ 3 in om de breuk 1/3 toe te voegen.
uitkomst: In dit voorbeeld gebruiken we meerdere kleine Nederlandse letters, bijvoorbeeld x (~„x), enkele Griekse letters, bijvoorbeeld l (~‚n) en zelfs een combinatie van Griekse en Nederlandse letters, namelijk Dy (~‚c~„y). Om een kleine letter in te voeren, moet u de combinatie ~„ gebruiken gevolgd door de letter die u wilt invoeren .
Subdirectory's Als u de gegevens in een goedgeorganiseerde directory-structuur wilt opslaan, kunt u subdirectory’s aanmaken onder de HOME-directory, en meer subdirectory’s binnen de subdirectory’s. Deze hiërarchie van directory’s lijkt op de mapstructuur in een computer. Variabelen Variabelen lijken op de bestanden in de harde schijf van een computer. Een variabele kan een object (numerieke waarden, algebraïsche uitdrukkingen, lijsten, vectoren, matrices, programma’s, enz.) opslaan.
Probeer de volgende oefeningen: ~~math` ~~m„a„t„h` ~~m„~at„h` de rekenmachine geeft het volgende weer (links de Algebraic-modus, rechts de RPN-modus): Variabelen maken De eenvoudigste manier om een variabele te maken is met K. De volgende voorbeelden worden gebruikt om de variabelen in de volgende tabel op te slaan (druk op J om het variabelenmenu te bekijken): Naam Inhoud...
Dit zijn de toetsencombinaties voor de overgebleven variabelen: A12: 3V5K~a12` Q: ~„r/„Ü ~„m+~„r™™K~q` R: „Ô3‚í2‚í1™K~r` z1:3+5*„¥K~„z1`(Accepteer wijziging naar de modus Complex als hierom wordt gevraagd). p1: ‚å‚é~„r³„ì* ~„rQ2™™™K~„p1` Het scherm ziet er nu als volgt uit: U ziet zes van de zeven variabelen die onder in het scherm worden α...
We kunnen de waarde 3×10 op een snellere manier invoeren in A12: 3V5³~a12`K Zo kunt u de inhoud van Q invoeren: Q: ~„r/„Ü ~„m+~„r™™³~q`K We kunnen de waarde R nog sneller invoeren: R: „Ô3#2#1™³~aK #) kan gebruikt worden om de elementen van een De spatietoets vector in de RPN-modus van elkaar te scheiden in plaats van met een komma (‚í...
De RPN-modus In de RPN-modus hoeft u alleen op het label van de bijbehorende softmenutoetsen te drukken om de inhoud van een numerieke of algebraïsche variabele te bekijken. In dit geval kunnen we proberen of we de inhoud van de variabelen z1, R, Q, A12 en α kunnen bekijken, die we hierboven hebben aangemaakt:: J@@z1@@ @@@R@@ @@@Q@@ @@A12@@ @@»@@ Het scherm ziet er nu als volgt uit: Toets rechts-shift gevolgd door labels van softmenutoetsen...
U ziet dat de inhoud van programma p1 nu op het scherm worden weergegeven. U kunt de overgebleven variabelen in deze directory zien met: L Inhoud van alle variabelen op het scherm weergeven Met de toetsencombinaties ‚˜ kunt u de inhoud van alle variabelen op het scherm weergeven.
Druk op ` om het verwijderen van de variabelen te voltooien. Het scherm geeft nu de overgebleven variabelen weer: De functie PURGE gebruiken in het stapelgeheugen in de RPN- modus We gaan er vanuit dat onze lijst met variabelen de variabelen p1, z1, Q, R en a bevat.
CHOOSE boxes en Soft-MENU In sommige oefeningen in dit hoofdstuk hebben we menulijsten met commando’s op het scherm gezien. Deze menulijsten noemen we ook wel CHOOSE boxes. De volgende oefening is bedoeld om u te laten zien u hoe u van CHOOSE boxes naar Soft-MENU’s en andersom kunt wijzigen. Hoewel we geen specifiek voorbeeld gebruiken, laat deze oefening de twee opties voor menu’s in de rekenmachine zien (CHOOSE boxes en soft- MENU’s).
Pagina 52
Activeer het commando ORDER @@OK@@OK@@ Er bestaat een andere manier om deze menu’s te openen met soft-MENU- toetsen: door systeemvlag 117 in te stellen. (Raadpleeg hoofdstuk 2 en 24 in de gebruikshandleiding van de rekenmachine voor meer informatie over vlaggen). Probeer deze vlag als volgt in te stellen: H @FLAGS! ———————...
Druk op B om softmenu MEMORY () @ @MEM@@) te selecteren. Het beeldscherm zier er nu als volgt uit: Druk op E om softmenu DIRECTORY ) @ @DIR@@) te selecteren. Het commando ORDER verschijnt niet in het scherm. We gebruiken de toets L om het commando te zoeken: We activeren het commando ORDER met de softmenutoets C(@ORDER).
Hoofdstuk 3 Berekeningen met reële getallen In dit hoofdstuk laten we het gebruik van de rekenmachine voor handelingen en functies met betrekking tot reële getallen zien. We gaan er vanuit dat de gebruiker bekend is met het toetsenbord zodat hij bepaalde functies op het toetsenbord herkent (bijvoorbeeld SIN, COS, TAN, enz.).
Pagina 55
Daarnaast kunt u in de RPN-modus de operanden scheiden met een spatie (#) voordat u op de operatortoets drukt. Voorbeelden: 3.7#5.2+ 6.3#8.5- 4.2#2.5* 2.3#4.5/ • U kunt haakjes („Ü) gebruiken om handelingen te groeperen, of om argumenten van functies in te sluiten. In de ALG-modus: „Ü5+3.2™/„Ü7- 2.2`...
De vierkantswortelfunctie, √ , wordt verkregen via toets R. Bij het berekenen van de stapel in de ALG-modus, moet u de functie voor het argument invoeren. Bijvoorbeeld: R123.4` In de RPN-modus voert u eerst het getal in en daarna de functie. Bijvoorbeeld: 123.4R •...
Pagina 57
4.5\V2\` • Natuurlijke logaritmen worden berekend met ‚¹ (functie LN) terwijl de exponentiële functie (EXP) wordt berekend met „¸. In de ALG-modus wordt de functie voor het argument ingevoerd: ‚¹2.45` „¸\2.3` In de RPN-modus wordt het argument voor de functie ingevoerd: 2.45`‚¹...
worden gecombineerd met de fundamentele handelingen (+- */) om zo meer complexe uitdrukkingen te vormen. De vergelijkingenschrijver, die in hoofdstuk 2 wordt beschreven, is ideaal voor het maken van deze uitdrukkingen, ongeacht de bedieningsmodus van de rekenmachine. Functies voor reële getallen in het menu MTH Het menu MTH („´) bevat een aantal wiskundige functies die vooral toepasbaar zijn op reële getallen.
Hyperbolische functies en de tegenwaarden Als u optie 4. HYPERBOLIC.. selecteert in het menu MTH en daarna op @@OK@@ drukt, verschijnt het menu voor hyperbolische functies: In de ALG-modus is de toetsencombinatie voor bijvoorbeeld tanh(2.5) de volgende: „´4@@OK@@ 5@@OK@@ 2.5` In de RPN-modus zijn de toetsencombinaties voor deze berekening de volgende: 2.5`„´4@@OK@@ 5@@OK@@...
Als u tenslotte bijvoorbeeld de functie hyperbolische tangens (tanh) wilt selecteren, drukt u op @@TANH@. N.B.: als u meer opties in deze softmenu’s wilt bekijken drukt u op de toets L of gebruikt u de toetsencombinatie „«. Als u bijvoorbeeld tanh(2.5) in de ALG-modus wilt berekenen met de SOFT- menu’s in plaats van de CHOOSE boxes, gaat u als volgt te werk: „´@@HYP@ @@TANH@ 2.5` In de RPN-modus wordt dezelfde waarde berekend met:...
Pagina 61
Optie 1. Tools.. bevat functies die op eenheden werken (dit wordt later besproken). Opties 2. Length.. tot en met 17.Viscosity.. bevatten menu’s met een aantal eenheden voor de beschreven hoeveelheden. Als u bijvoorbeeld optie Force.. selecteert, wordt volgende eenhedenmenu weergegeven: De gebruiker herkent de meeste eenheden (sommige eenheden, bijvoorbeeld dyne, worden tegenwoordig niet meer vaak gebruikt) uit de lessen natuurkunde.
Door op de juiste softmenutoets te drukken, wordt het submenu geopend met eenheden voor die specifieke selectie. Voor het submenu @) S PEED zijn bijvoorbeeld de volgende eenheden beschikbaar: Door op de softmenutoets @) U NITS te drukken, keert u terug naar het menu UNITS.
Eenheden aan getallen koppelen Om een eenheidobject aan een getal te koppelen, moet het getal worden gevolgd door een onderliggend streepje (‚Ý, toets (8,5)). Een kracht van 5 N wordt dus ingevoerd als 5_N. Hier de procedure om dit getal in te voeren in de ALG-modus, waarbij systeemvlag 117 is ingesteld op CHOOSE boxes: 5‚Ý‚Û8@@OK@@ @@OK@@ ` N.B.: als u het onderliggende streepje vergeet bestaat het resultaat...
Eenheidprefixen U kunt prefixen invoeren voor eenheden aan de hand van de volgende tabel met prefixen uit het SI-systeem. De afkorting van het prefix wordt eerst gegeven, gevolgd door de naam en de exponent x in de factor 10 overeenkomstig elke prefix. Prefix Name Prefix...
Pagina 65
12.5m × 5.2 yd, moet als volgt worden ingevoerd: (12.5_m)*(5.2_yd) dit wordt weergegeven als 65_(m ⋅ yd). Als u eenheden wilt omzetten naar het SI-systeem, moet u de functie UBASE gebruiken (u vindt deze functie met de commandocatalogus, ‚N): N.B.: Let op: de variabele ANS(1) is beschikbaar via de toetsencombinatie „î...
(12_mm)*(1_cm^2)/(2_s) `: Bij stapelberekeningen in de RPN-modus hoeft u de verschillende termen niet tussen haakjes te zetten. Bijvoorbeeld: 12 @@@m@@@ ` 1.5 @@yd@@ ` * 3250 @@mi@@ ` 50 @@@h@@@ ` / Deze handelingen geven de volgende uitkomst: Eenheidconversies Het menu UNITS bevat een submenu TOOLS met de volgende functies: CONVERT(x,y) zet eenheidobject x om in eenheden van object y UBASE(x) zet eenheidobject x om in SI-eenheden...
‚N~c. Gebruik daarna de pijltjes omhoog en omlaag —˜ om CONLIB te selecteren. Druk tenslotte op @@OK@@. Druk indien nodig op `. Gebruik de pijltjes omhoog en omlaag (—˜) om door de lijst constanten in uw rekenmachine te bladeren. De softmenutoetsen die bij het scherm CONSTANTS LIBRARY behoren, bestaan onder meer uit de volgende functies: als deze functie is geselecteerd, worden de waarden van de constanten in SI-eenheden weergegeven (*)
Pagina 68
Als we de optie UNITS deselecteren (druk op @UNITS), worden alleen de waarden weergegeven (in dit geval zijn de Engelse eenheden geselecteerd): Als u de waarde van Vm naar het stapelgeheugen wilt kopiëren, selecteert u de naam van de variabele en drukt u op ·STK en daarna op @QUIT@. Als de rekenmachine is ingesteld op ALG, ziet het scherm er als volgt uit: Het beeldscherm geeft de zogenaamde gelabelde waarde weer, Vm:359.0394.
Functies definiëren en gebruiken Gebruikers kunnen hun eigen functies definiëren door het commando DEFINE te gebruiken dat via de toetsencombinatie „à wordt opgeroepen (behorende bij de toets 2). De functie moet op de volgende manier worden ingevoerd. Functie_naam(argumenten) = uitdrukking_met_argumenten We kunnen bijvoorbeeld een eenvoudige functie definiëren H(x) = ln(x+1) + exp(-x) Stel dat u deze functie moet evalueren voor een aantal discrete waarden...
programma is vrij eenvoudig en bestaat uit twee delen tussen de programmacontainers •Invoer: ‘LN(x+1) + EXP(x) ‘ •Proces: Dit kan worden geïnterpreteerd als: voer een waarde in die tijdelijk de aanduiding x krijgt (een zogenaamde lokale variabele), evalueer de uitdrukking tussen aanhalingstekens die die locale variabele bevat en toon de geëvalueerde uitdrukking.
Hoofdstuk 4 Berekeningen met complexe getallen In dit hoofdstuk laten wij voorbeelden zien van berekeningen en toepassingen van functies voor complexe getallen. Definities Een complex getal z is een getal z = x + iy, waarbij x en y reële getallen zijn en i de imaginaire eenheid is die wordt gedefinieerd door i = –1.
Druk twee keer op @@OK@@ om terug te keren naar de stapel. Complexe getallen invoeren Complexe getallen kunnen in de rekenmachine op een van de twee Cartesische weergaven worden ingevoerd, namelijk x+iy of (x,y). De resultaten in de rekenmachine worden weergegeven in de opmaak geordend paar, dus (x,y).
Het bovenstaande resultaat geeft een grootte, 3.7, en een hoek, 0.33029… aan. Het hoeksymbool ( ∠ ) wordt voor de hoekmeting gegeven. U keert terug naar Cartesische of rechthoekige coördinaten met de functie RECT (deze staan in de catalogus, ‚N). Een complex getal in de iθ...
getallen Complexe getallen kunnen worden gecombineerd met vier fundamentele handelingen (+-*/). De resultaten volgen de algebraregels onder voorbehoud dat i2= -1. Handelingen met complexe getallen lijken op handelingen met reële getallen. Met de rekenmachine bijvoorbeeld in de ALG-modus en het CAS ingesteld op Complex, kunt u de volgende oefening uitvoeren: (3+5i) + (6-3i) = (9,2);...
→ C(x,y) Vormt het complexe getal (x,y) uit de reële getallen x en y ABS(z) Berekent de grootte van een complex getal. ARG(z) Berekent het argument van een complex getal. Berekent een complex getal met eenheidgrootte als z/ SIGN(z) |z|. NEG(z) Wijzigt het merkteken van z Produceert de complexe geconjugeerde grootheid van z...
Het menu bevat enkele functies die we al ial eerder zijn behandeld, namelijk ARG, ABS, CONJ, IM, NEG, RE en SIGN. Er is ook nog een functie i die dezelfde functie heeft als de toetsencombinatie „¥. Functies toegepast op complexe getallen Veel functies via het toetsenbord en functies via het menu MTH die in hoofdstuk 3 voor reële getallen zijn behandeld (bijvoorbeeld SQ, LN, e enz.), kunnen worden toegepast op complexe getallen.
N.B.: Als u trigonometrische functies en hun tegenwaarden met complexe getallen gebruikt zijn de argumenten geen hoeken meer. De hoekmeting die voor de rekenmachine is geselecteerd heeft dus geen invloed meer op de berekeningen van deze functies met complexe argumenten. Functie DROITE: vergelijking van een rechte lijn De functie DROITE heeft als argument twee complexe getallen,...
Hoofdstuk 5 Algebraïsche en rekenkundige handelingen Een algebraïsch object is elk getal, variabelennaam of algebraïsche uitdrukking die behandeld, bewerkt en gecombineerd kan worden volgens de regels van de algebra. Hier volgen voorbeelden van algebraïsche objecten: 12.3, 15.2_m, ‘ π ’, ‘e’, ‘i’ •Een getal: •Een variabelennamen: ‘a’, ‘ux’, ‘breedte’, enz.
Eenvoudige handelingen met algebraïsche objecten Algebraïsche objecten kunnen worden opgeteld, afgetrokken, vermenigvuldigd, gedeeld (behalve door nul), tot een macht worden verheven, als argumenten voor een aantal standaardfuncties worden gebruikt (exponentieel, logaritme, trigonometrie, hyperbolisch, enz.), net als bij elk reël of complex getal. Om de basishandelingen met algebraïsche objecten te laten zien, maken we een aantal objecten, bijvoorbeeld ‘...
Pagina 82
@@A1@@ + @@A2@@ ` @@A1@@ - @@A2@@ ` @@A1@@ * @@A2@@ ` @@A1@@ / @@A2@@ ` ‚¹@@A1@@ „¸@@A2@@ U krijgt dezelfde resultaten in de RPN-modus als u de volgende toetsencombinaties gebruikt: @@A1@@ @@A2@@ +µ @@A1@@ @@A2@@ -µ @@A1@@ @@A2@@ *µ @@A1@@ @@A2@@ /µ...
Pagina 83
We zullen niet alle beschrijvingen van de functies in deze handleiding geven. De gebruiker kan deze vinden in de helptekst van de rekenmachine. IL @) H ELP@ ` . Voer de eerste letter van de functie in als u een bepaalde functie zoekt. Voor de functie COLLECT moet bijvoorbeeld ~c ingevoerd worden.
Voor de functie SUBST vinden we de volgende CAS-helptekst: N.B.: als u deze of andere functies in de RPN-modus gebruikt, moet u het argument eerst invoeren en daarna de functie. Het voorbeeld voor TEXPAND wordt in de RPN-modus als volgt ingevoerd: ³„¸+~x+~y` Selecteer nu functie TEXPAND uit menu ALG (of direct uit de catalogus ‚N) om de handeling te voltooien.
Informatie over en voorbeelden van deze commando’s staan in de helptekst van de rekenmachine. De beschrijving van EXPLN wordt bijvoorbeeld aan de linkerzijde weergegeven en het voorbeeld van de helptekst aan de rechterzijde: Uitbreiding en factorisering met trigonometrische functies Het menu TRIG, dat wordt opgeroepen met ‚Ñ, geeft de volgende functies weer: Met deze functies kunt u uitdrukkingen vereenvoudigen door de ene categorie trigonometrische functies te vervangen door een andere.
Functies in het menu ARITHMETIC Het menu ARITHMETIC wordt geactiveerd met de toetsencombinatie „Þ (behorend bij de toets 1). Met systeemvlag 117 ingesteld op CHOOSE-boxes, wordt met „Þ het volgende menu weergegeven: In deze menulijst komen opties 5 tot en met 9 (DIVIS, FACTORS, LGCD, PROPFRAC, SIMP2) overeen met veelgebruikte functies die van toepassing zijn op hele getallen of op polynomen.
Polynomen Polynomen zijn algebraïsche uitdrukkingen die uit een of meer termen bestaan met afnemende machten van een bepaalde variabele. ‘X^3+2*X^2-3*X+2’ is bijvoorbeeld een polynoom van de derde orde in X, terwijl ‘SIN(X)^2-2’ een polynoom van de tweede orde SIN(X) is. De functies COLLECT en EXPAND kunnen worden toegepast voor polynomen, zoals we eerder lieten zien.
De functie PROOT Bij een reeks met de coëfficiënten van een polynoom, in aflopende volgorde, zal de functie PROOT de wortels van de polynoom geven. Voorbeeld van X +5X+6 =0, PROOT([1, –5, 6]) = [2. 3.]. De functies QUOT en REMAINDER De functies QUOT en REMAINDER geven respectievelijk het quotiënt Q(X) en de rest R(X), het resultaat van de deling van twee polynomen, P (X) en...
De functie SIMP2 De functie SIMP2 In het menu ARITHMETIC neemt als argumenten twee getallen of polynomen die de teller en de noemer van een rationele breuk weergeven en geeft een vereenvoudigde teller en noemer. Bijvoorbeeld: SIMP2(‘X^3-1’,’X^2-4*X+3’) = { ‘X^2+X+1’,‘X-3’} De functie PROPFRAC De functie PROPFRAC zet een rationele breuk om in een “echte”...
‘(X^6+8*X^5+5*X^4-50*X^3)/(X^7+13*X^6+61*X^5+105*X^4- 45*X^3-297*X62-81*X+243)’ De functie FROOTS De functie FROOTS, in het ARITHMETIC/POLYNOMIAL-menu, bevat de wortels en polen van een breuk. Als we bijvoorbeeld de functie FROOTS zouden toepassen op het bovenstaande resultaat, zouden we het volgende krijgen: [1 –2. –3 –5. 0 3. 2 1. –5 2.]. Het resultaat laat de polen gevolgd door hun veelvoud zien als een negatief getal, en de wortels gevolgd door hun veelvoud als een positief getal.
Referentie Raadpleeg hoofdstuk 5 in de gebruikshandleiding van de rekenmachine voor meer informatie, definities en voorbeelden van algebraïsche en rekenkundige handelingen. Blz. 5-12...
Hoofdstuk 6 Het oplossen van vergelijkingen Aan de 7 toets zijn twee functiemenu's verbonden voor het oplossen van vergelijkingen. De Symbolische SOLVer („Î) en de NUMerieke SoLVer (‚Ï). Hieronder laten we enkele van de functies in deze menu’s zien. Symbolische oplossing van algebraïsche vergelijkingen Hier beschrijven we enkele van de functies van het Symbolische Solver- menu.
Pagina 93
In de RPN-modus wordt de oplossing bereikt door de vergelijking in het stapelgeheugen in te voeren gevolgd door de variabele, alvorens de ISOL functie te activeren. Net voor de uitvoering van ISOL dient het RPN- stapelgeheugen er net als in de linkerafbeelding uit te zien. Na het toepassen van de functie ISOL wordt het resultaat zoals in de rechterafbeelding: Het eerste argument in ISOL kan een uitdrukking zijn, zoals hierboven, of...
De functie SOLVE De functie SOLVE heeft dezelfde samenstelling als de functie ISOL, behalve dat SOLVE ook kan worden gebruikt om een reeks polynome vergelijkingen op te lossen. De helptekst voor de functie SOLVE, met de oplossing op de vergelijking X^4 – 1 = 3 wordt hieronder weergegeven: De volgende voorbeelden laten het gebruik van de functie SOLVE in de RPN- en ALG-modi zien (Gebruik de Complexe modus in de CAS): De schermweergave hierboven geeft twee oplossingen weer.
De functie SOLVEVX De functie SOLVEVX lost een vergelijking voor de standaard CAS-variabele op in de voor de variabele gereserveerde naam VX. Standaard is deze variabele ingesteld op ‘X’. Voorbeelden waarin de ALG-modus met VX=’X’ wordt gebruikt, ziet u hieronder: In het eerste geval kon SOLVEVX geen oplossing vinden.
De functie ZEROS De functie ZEROS vindt de oplossingen van een polynome vergelijking zonder de veelvoud te tonen. De functie vereist als invoer de uitdrukking voor de vergelijking en de naam van de variabele die opgelost moet worden. Voorbeelden in de ALG-modus ziet u hieronder: Voer eerste de polynome uitdrukking in, dan de op te lossen variabele en vervolgens de functie ZEROS om deze functie in de RPN-modus te gebruiken.
Hieronder laten we achtereenvolgens de toepassing zien van de items 3. Solve poly.., 5. Solve finance en 1. Solve equation... Appendix 1-A in de gebruikshandleiding van de rekenmachine bevat instructies voor het gebruik van invoerschermen met voorbeelden voor de numerieke solvertoepassingen.
We willen de coëfficiënten van de vergelijking in een vector plaatsen: [3,2,0,-1,1]. Probeer het volgende om deze polynome vergelijking met de rekenmachine op te lossen: ‚Ϙ˜@@OK@@ Kies Solve poly… „Ô3‚í2‚í0 Voer de vector van de coëfficiënten in ‚í1\‚í1@@OK@@ @SOLVE@ Los de vergelijking op Het scherm geeft de oplossing als volgt weer: Druk op `om naar het stapelgeheugen terug te keren.
Druk op ` om naar het stapelgeheugen terug te keren, de coëfficiënten zullen worden weergegeven in het stapelgeheugen. Druk op ˜om de regeleditor te activeren om alle coëfficiënten te bekijken. Een algebraïsche expressie genereren voor de polynomen U kunt de rekenmachine gebruiken om een algebraïsche expressie te genereren voor een polynoom waarvan de coëfficiënten of de wortels gegeven zijn.
‚í2\‚í1@@OK@@˜@SYMB@ Genereer de symbolische uitdrukking Terug naar stapelgeheugen. De uitdrukking wordt in het stapelgeheugen als volgt weergegeven: '(X-1)*(X-3)*(X+2)*(X-1)'. Gebruik het EXPAND-commando om de producten uit te breiden. De uitdrukking wordt: 'X^4+-3*X^3+ -3*X^2+11*X-6'. Financiële berekeningen De berekeningen in item 5 Solve finance.. in de Numerieke Solver (NUM.SLV) worden gebruikt voor berekeningen van geldwaarde in tijd.
Pagina 101
Voer in de RPN-modus de vergelijking in tussen aanhalingstekens en activeer het STEQ-commando. Zo kan de functie STEQ gebruikt worden als snelkoppeling om een uitdrukking op te slaan in variabele EQ. Druk op J om de nieuw aangemaakte EQ-variabele te bekijken: Ga vervolgens naar de SOLVE-omgeving en kies Solve equation…...
Dit is echter niet de enig mogelijke oplossing voor deze vergelijking. Om bijvoorbeeld een negatieve oplossing te verkrijgen, voert u een negatief getal in voor het X:-veld alvorens de vergelijking op te lossen. Probeer 3\@@@OK@@˜@SOLVE@. De oplossing wordt nu weergegeven als X: - 3.045.
Het activeren van de functie MSLV geeft het volgende scherm. Het kan u opgevallen zijn dat tijdens het maken van de oplossing het scherm tussentijdse informatie weergeeft linkerbovenhoek. Aangezien de oplossing die door MSLV wordt gegeven numeriek is, toont de informatie in de linkerbovenhoek de resultaten van het zich herhalende proces dat gebruikt wordt om een oplossing te krijgen.
Hoofdstuk 7 Bewerkingen met lijsten Lijsten in een rekenmachine kunnen nuttig zijn voor gegevensverwerking. Dit hoofdstuk laat voorbeelden zien van bewerkingen met lijsten. Om te beginnen met de voorbeelden in dit hoofdstuk gebruiken we de Approximate-modus (zie hoofdstuk 1). Lijsten aanmaken en opslaan Druk eerst op de haakjestoets „ä...
Pagina 105
Aftrekken van een enkel getal van een lijst zal hetzelfde getal aftrekken van elk element in de lijst. Bijvoorbeeld: Optellen van een enkel getal bij een lijst geeft een lijst die is uitgebreid met het getal en geen optelling van het getal bij elk element in de lijst. Bijvoorbeeld: Aftrekken, vermenigvuldigen en delen van getallenlijsten van dezelfde lengte geven een lijst van dezelfde lengte met term-voor-term uitgevoerde...
N.B.: als we de elementen in de lijsten L4 en L3 als hele getallen ingevoerd zouden hebben, zou het oneindig-symbool steeds weergegeven zijn bij een deling door nul. Voor het volgende resultaat moet de lijst opnieuw worden ingevoerd als hele getallen (verwijder decimale punten) in de Exact-modus: Als de betrokken lijsten in de bewerking verschillend van lengte zijn, wordt foutbericht...
INVERSE (1/x) Lijsten van complexe getallen U kunt een lijst van complexe getallen maken, bijv. L1 ADD i*L2. In RPN modus kan u dit doen door dit als L1 i L2 ADD * in te voeren. Het resultaat Functies zoals LN, EXP, SQ, enz. kunnen ook worden toegepast op een lijst van complexe getallen, bijv.
Het menu MTH/LIST Het menu MTH biedt een aantal functies die alleen van toepassing zijn op lijsten. Met systeemvlag 117 ingesteld op CHOOSE-boxes geeft het menu MTH/LIST de volgende functies weer: Met systeemvlag 117 ingesteld op SOFT-menus geeft het menu MTH/LIST de volgende functies weer: De bewerking van het menu MTH/LIST is als volgt: ∆...
SORT en REVLIST kunnen worden gecombineerd om een lijst in afnemende volgorde te sorteren: Indien u in RPN modus werkt, voert u de lijst in het stapelgeheugen in en selecteert vervolgens de bewerking die u wenst uit te voeren. Om de toenames te bepalen tussen opeenvolgende elementen in lijst L3, druk: l3`!´˜˜#OK# #OK# Dit plaatst L3 in het stapelgeheugen en selecteert vervolgens de ∆...
een lijst bestaande uit de toepassing van deze functie f of het programma op de lijst met getallen. Voorbeeld: de volgende vraag naar de functie MAP past de SIN(X)-functie toe op de lijst {1,2,3}: In ALG modus is de syntax als volgt: ~~map~!Ü!ä1@í2@í3™...
Hoofdstuk 8 Vectoren Dit hoofdstuk laat voorbeelden zien van het invoeren en bewerkingen van vectoren. Zowel mathematische vectoren van veel elementen als fysieke vectoren bestaande uit 2 en 3 componenten. Vectoren invoeren In de rekenmachine worden vectoren weergegeven als een reeks getallen tussen haakjes en worden ze meestal ingevoerd als rijvectoren.
Vectoren opslaan in variabelen in het stapelgeheugen Vectoren kunnen worden opgeslagen in variabelen. De volgende schermweergaven geven de vectoren weer. = [1, 2] , u = [-3, 2, -2] , v = [3,-1] , v = [1, -5, 2] Respectievelijk opgeslagen in de variabelen @@@u2@@, @@@u3@@, @@@v2@@ en @@@v3@@. Eerst, in de ALG-modus: Dan in de RPN-modus (alvorens herhaaldelijk op Kte drukken): N.B.: de apostroffen (‘) hoeven meestal niet te worden ingevoerd bij...
Pagina 114
en de eerste kolom geselecteerd. Onder in de spreadsheet vindt u de volgende softmenutoetsen: @EDIT! De @EDIT-toets wordt gebruikt om de inhoud van een geselecteerde cel in de Matrixschrijver te bewerken. -toets, wanneer geselecteerd, geeft een vector in plaats van een matrix van een rij en vele kolommen.
De @+COL@- toets voegt een kolom nullen toe op de plaats van de op de spreadsheet geselecteerde cel. De @-COL@ -toets verwijdert de kolom behorende bij de op de spreadsheet geselecteerde cel. -toets plaatst de inhoud van de geselecteerde cel in het stapelgeheugen.
de vector A=[-1,-2,-3,-4,-5] op. We zullen deze in de volgende oefeningen gebruiken. Veranderend teken Gebruik de \-toets om het teken van een vector te veranderen. Bijv. Optellen, aftrekken optellen aftrekken vectoren vereist twee vectoroperanden dezelfde lengte hebben. Indien u probeert vectoren van verschillende lengtes op te tellen of af te trekken, wordt er een foutbericht weergegeven: Vermenigvuldigen met een scalair en delen door een scalair...
De functie absolute waarde De functie absolute waarde (ABS) geeft bij toepassing op een vector de ABS([1,-2,6]), ABS(A), grootte van de vector. Bijvoorbeeld: ABS(u3) wordt op het scherm als volgt weergegeven: Het menu MTH/VECTOR Het menu MTH („´) bevat een functiemenu speciaal voor vectorobjecten: Het menu VECTOR bevat de volgende functies (systeemvlag 117 ingesteld op CHOOSE-boxes):...
Grootte Zoals eerder besproken, kan de grootte van een vector gevonden worden met de functie ABS. Deze functie kan tevens via het toetsenbord geactiveerd worden („Ê). Toepassingsvoorbeelden van ABS worden hierboven weergegeven. Scalair product De functie DOT (optie 2 in het bovenstaande CHOOSE-vakje) wordt gebruikt om het scalair product van twee vectoren met dezelfde lengte te berekenen.
Pagina 119
Hieronder worden voorbeelden weergegeven van vectorieel producten van een 3-D vector en een 2-D vector en vice-versa: Bij pogingen om een vectorieel product van vectoren met andere lengtes dan 2 of 3 te berekenen wordt een foutbericht weergegeven. Referentie Raadpleeg hoofdstuk 9 in de gebruikshandleiding van de rekenmachine voor meer informatie...
Hoofdstuk 9 Matrices en lineaire algebra Dit hoofdstuk laat voorbeelden zien van het aanmaken van matrices en bewerkingen met matrices, inclusief toepassingen van lineaire algebra. Matrices in het stapelgeheugen invoeren In deze paragraaf laten we twee verschillende manieren zien waarop matrices in het stapelgeheugen van de rekenmachine kunnen worden ingevoerd: (1) met de Matrixschrijver en (2) door de matrix direct in het stapelgeheugen in te voeren.
Indien u de optie weergave textbook heeft geselecteerd (d.m.v. H@) D ISP! en het aanvinken van PTextbook), ziet de matrix eruit zoals hierboven weergegeven. Anders wordt het volgende scherm weergegeven: Het scherm in de RPN-modus lijkt hier erg op. De Matrix direct in het stapelgeheugen invoeren Hetzelfde resultaat als hierboven kan bereikt worden door het volgende direct in het stapelgeheugen in te voeren: „Ô...
vermenigvuldigd, en tot een reële macht worden verheven. Een belangrijke bewerking voor lineaire algebratoepassingen is de inversie van een matrix. Meer informatie over deze bewerkingen worden hieronder gegeven. Om de bewerkingen te illustreren, zullen we een aantal matrices aanmaken die we in de volgende variabelen zullen opslaan. Hier zijn de matrices A22, B22, A23, B23, A33 en B33 (De willekeurige matrices in uw rekenmachine kunnen verschillend zijn): In de RPN-modus dient u de volgende stappen te volgen:...
In de RPN-modus dient u de volgende stappen te volgen: A22 ` B22`+ A22 ` B22`- A23 ` B23`+ A23 ` B23`- A32 ` B32`+ A32 ` B32`- A33 ` B33`+ A33 ` B33`- Vermenigvuldiging Er zijn een aantal vermenigvuldigingsbewerkingen voor matrices. Ze worden hieronder beschreven.
Anderzijds is vector-matrixvermenigvuldiging niet gedefinieerd. Deze vermenigvuldiging kan echter wel uitgevoerd worden als een speciaal geval van matrixvermenigvuldiging zoals hieronder uitgewerkt. Matrixvermenigvuldiging × × ⋅ B × Matrixvermenigvuldiging is gedefinieerd als C Matrixvermenigvuldiging is alleen mogelijk als het aantal kolommen in de eerste operand gelijk is aan het aantal rijen in de tweede operand.
Een matrix tot een reële macht verheffen U kan een matrix tot een macht verheffen, op voorwaarde dat de macht een reëel getal is. Het volgende voorbeeld geeft het resultaat weer van het verheffen van matrix B22, hiervoor reeds gecreëerd, tot de vijfde macht: U kan eveneens een matrix tot een macht verheffen zonder deze eerst op te slaan als variabele: In algebraïsche modus is de volgorde van in te drukken toetsen: [voer de...
De inverse matrix zodat A ⋅ A De inversie van een vierkante matrix A is de matrix A ⋅ A = I, waarbij I de identiteitsmatrix is met dezelfde afmetingen als A. U verkrijgt de inversie van een matrix in de rekenmachine m.b.v. de inversiefunctie INV (d.w.z.
De functie DET De functie DET berekent de determinant van een vierkante matrix. Bijvoorbeeld: De functie TRACE De functie TRACE berekent de diagonaalsom van een vierkante matrix, gedefinieerd als de som van de elementen in de hoofddiagonaal,of ∑ Voorbeelden: Oplossing van lineaire systemen Een stelsel van n lineaire vergelijkingen in m variabelen kan geschreven worden als ⋅...
⎡ ⎤ ⎡ ⎤ ⎡ ⎤ ⎢ ⎥ ⎢ ⎥ ⎢ ⎥ ⎢ ⎥ ⎢ ⎥ ⎢ ⎥ ⎢ ⎥ ⎢ ⎥ ⎢ ⎥ ⎢ ⎥ ⎢ ⎥ ⎢ ⎥ ⎣ ⎦ ⎣ ⎦ ⎣ ⎦ × × × De numerieke solver gebruiken voor lineaire systemen Er zijn vele manieren om een stelsel van lineaire vergelijkingen met de rekenmachine op te lossen.
Pagina 129
Dit stelsel heeft hetzelfde aantal vergelijkingen als onbekenden en er zal naar worden verwezen als een vierkant stelsel. In het algemeen zou er een oplossing voor het stelsel moeten zijn. De oplossing is het kruispunt van de drie vlakken in het coördinatenstelsel (x ) weergegeven door de drie vergelijkingen.
Oplossing met de inverse matrix De oplossing voor het stelsel A ⋅ x = b, waarbij A een vierkante matrix is x ⋅ b. Voor het eerder gebruikte voorbeeld kunnen we de oplossing in de rekenmachine als volgt vinden (Voer eerst matrix A en vector b nogmaals in): Oplossing door “deling”...
Hoofdstuk 10 Grafieken In dit hoofdstuk introduceren we enkele van de grafische mogelijkheden van de rekenmachine. We laten grafieken van functies in Cartesiaanse coördinaten en polaire coördinaten, parametrische grafieken, conische grafieken, staafdiagrammen, puntgrafieken en snelle 3D-grafieken zien. Grafische opties in de rekenmachine Voor de lijst van grafische vormen in de rekenmachine gebruikt u de „ô...
Een uitdrukking van de vorm plotten y = f(x) Laten we bijvoorbeeld de volgende functie plotten: − exp( π • Ga eerst naar de PLOT SETUP-omgeving door op „ô te drukken. Zorg ervoor dat de optie Function geselecteerd is als TYPE en dat ‘X’ is geselecteerd als de onafhankelijke variabele (INDEP).
L@@@OK@@@ om naar het normale scherm van de rekenmachine terug te keren. • Ga naar de PLOT WINDOW-omgeving door op „ò te drukken (tegelijkertijd indrukken in de RPN-modus). Gebruik een bereik van –4 tot 4 voor de H-VIEW en druk dan op @AUTO om automatisch de V-VIEW te genereren.
Pagina 135
• We genereren waarden van de hierboven gedefinieerde functie f(x) voor waarden van x van –5 tot 5 in stapgrootten van 0.5. Eerst moeten we ervoor zorgen dat het grafiektype op staat in het PLOT- FUNCTION SETUP-scherm („ô, tegelijkertijd indrukken in de RPN-modus). Het veld voor de Type--optie wordt gemarkeerd.
simpel. rekenmachine vermenigvuldigd originele stapgrootte 0.5 met de zoomfactor 0.5 om zo te komen tot de nieuwe stapgrootte 0.25. De zoom in-optie is handig wanneer u een hogere resolutie wilt voor de waarden van x in uw tabel. • Druk op @ZOOM, selecteer In nogmaals en druk dan op @@@OK@@@ om de resolutie met nog een factor 0.5 te verhogen.
Pagina 137
X-Left:-1 X-Right:1 Y-Near:-1 Y-Far: 1 Z-Low: -1 Z-High: 1 Step Indep: 10 Depnd: 8 N.B.: de Step Indep: en Depnd: waarden geven het aantal stippellijnen weer dat in de grafiek gebruikt dienen te worden. Hoe hoger het aantal, hoe langer het duurt om de grafiek te maken, ook al is de benodigde tijd voor het genereren van een grafiek relatief kort.
• Druk op @EXIT wanneer u klaar bent. • Druk op @CANCL om terug te keren naar het PLOT WINDOW. • Druk op $ of L@@@OK@@@ om naar het normale scherm van de rekenmachine terug te keren. Probeer ook een Snelle 3D-grafiek voor het vlak z = f(x,y) = sin (x •...
Hoofdstuk 11 Calculustoepassingen In dit hoofdstuk bespreken we toepassingen van de functies van de rekenmachine op bewerkingen met betrekking tot Calculus, bijvoorbeeld limieten, afgeleiden, integralen, machtreeksen, enz. Het menu CALC (Calculus) Veel van de functies in dit hoofdstuk bevinden zich in het CALC-menu van de rekenmachine dat toegankelijk is met de toetsencombinatie „Ö...
Pagina 141
De functie lim wordt in de ALG-modus ingevoerd als lim(f(x),x=a) om de limiet te berekenen. In de RPN-modus voert u eerst de x→ functie in, dan de uitdrukking ‘x=a’ en tenslotte de functie lim. Voorbeelden in de ALG-modus worden hieronder weergegeven, met inbegrip van enkele limieten naar...
De Functies DERIV en DERVX De functie DERIV wordt gebruikt om afgeleiden met betrekking tot een onafhankelijke variabele te nemen en de functie DERVX neemt afgeleiden met betrekking tot de standaardvariabele VX (meestal ‘X’). De DERVX- functie is direct via het CALC-menu beschikbaar en beide functies zijn beschikbaar onder het submenu DERIV.&INTEG in het CALC-menu ( „Ö).
integreert m.b.t. VX. De functies INTVX, RISCH, SIGMA en SIGMAVX zijn beschikbaar in het CALC/DERIV&INTEG-menu, INT is beschikbaar in de commandocatalogus. Hieronder worden enkele voorbeelden in ALG- modus getoond: Enkele voorbeelden in de ALG-modus worden hieronder weergegeven (voer de functienamen in om ze te activeren): Let op: de functies SIGMAVX en SIGMA zijn ontworpen voor integranden met een zekere integraalfunctie zoals de factor(!)-functie hierboven.
Oneindige series Een functie f(x) kan worden uitgebreid tot een oneindige reeks rond punt d.m.v. een Taylor-reeks, namelijk: ∞ ∑ ⋅ − waarbij f (x) de n-th afgeleide van f(x) weergeeft met betrekking tot x, (x) = f(x). Bij een waarde x = 0 wordt de reeks een Maclaurin-reeks genoemd.
De functie SERIES geeft een Taylor-polynoom die als argumenten gebruikt de te ontwikkelen functie f(x), een enkele variabelenaam (voor Maclaurin- reeks) of een uitdrukking in de vorm ‘variabele = waarde’ die het punt van uitbreiding van een Taylor-reeks aangeeft en de volgorde van de aan te maken reeks.
Hoofdstuk 12 Multivariant Calculustoepassingen Met Multivariant calculus worden functies van twee of meer variabelen bedoeld. In dit hoofdstuk bespreken we de basisconcepten van multivariant-calculus: partiële afgeleiden en meervoudige integralen. Partiële afgeleiden Gebruik de regels voor gewone afgeleiden met betrekking tot de betreffende variabele om snel partiële afgeleiden van multivariant functies te berekenen.
Gebruik ‚ ¿ om het afgeleidesymbool te typen. De afgeleide ∂ , bijvoorbeeld, wordt in ALG-modus op het scherm x ∂ ingevoerd als ∂ x(f(x,y)) `. Meervoudige integralen Een fysieke interpretatie van de dubbele integraal van een functie f(x,y) over een gebied R op het x-y-vlak is het volume van het massieve lichaam onder het oppervlak f(x,y) boven het gebied R.
Hoofdstuk 13 Toepassingen van vectoranalyse Dit hoofdstuk beschrijft het gebruik van de functies HESS, DIV en CURL voor berekeningen van vectoranalyses. De del-operator De volgende operator, de ‘del’ of ‘nabla’-operator genoemd, is een operator op vectorbasis die kan worden toegepast op een scalaire of een vectorfunctie: ∂...
De gradiënt is dus [2X+Y+Z, X, X]. Gebruik als alternatief de functie DERIV als volgt: Divergentie De divergentie van een vectorfunctie F(x,y,z) = f(x,y,z)i +g(x,y,z)j +h(x,y,z)k, wordt gedefinieerd door het scalair product te nemen van de ∇ • del-operator met de functie, d.w.z., De functie DIV kan divF worden gebruikt om de divergentie van een vectorveld te berekenen.
Hoofdstuk 14 Differentiaalvergelijkingen In dit hoofdstuk laten we voorbeelden zien van oplossingen voor gewone differentiaalvergelijkingen (ODE) met de functies van de rekenmachine. Een differentiaalvergelijking is een vergelijking die betrekking heeft op afgeleiden van de onafhankelijke variabele. In de meeste gevallen zoeken we de afhankelijke functie die aan de differentiaalvergelijking voldoet.
De functie LDEC De rekenmachine biedt de functie LDEC (Lineair Differentiaalvergelijking Commando) om de algemene oplossing te vinden voor een lineaire ODE in welke orde dan ook met constante coëfficiënten, ongeacht deze homogeen is of niet. Deze functie vraagt twee invoergegevens van u: •...
De functie DESOLVE De rekenmachine geeft de functie DESOLVE (Differentiaalvergelijking SOLVEr) om bepaalde soorten differentiaalvergelijkingen op te lossen. De functie vereist als invoer de differentiaalvergelijking en de onbekende functie en geeft indien beschikbaar de oplossing voor de vergelijking. U kunt ook een vector met daarin de differentiaalvergelijking en de beginvoorwaarden als invoer voor DESOLVE geven in plaats van alleen een differentiaalvergelijking.
de uitdrukking naar deze Exacte uitdrukking om te zetten, wordt de oplossing makkelijker. N.B.: gebruik de functie Q (zie hoofdstuk 5) om fractie uitdrukkingen te krijgen voor decimale waarden. Druk op µµ om het resultaat te vereenvoudigen. Gebruik ˜EDIT om deze oplossing te verkrijgen: d.w.z.
Voorbeeld 1 – U kunt als volgt de definitie van de Laplace-transformatie verkrijgen: ‘f(X)’ ` LAP in de RPN-modus of LAP(F(X))in de ALG-modus. De rekenmachine geeft als resultaat (RPN links; ALG rechts): Vergelijk deze uitdrukkingen met de uitdrukking die eerder is gegeven in de definitie van de Laplace-transformatie: ∞...
de periode (T) van een T-periodieke functie opslaat in de CAS-variabele PERIOD. De functie FOURIER is beschikbaar in het submenu DERIV in het menu CALC („Ö). Fourier-reeks voor een kwadratische functie Bepaal de coëfficiënten c en c voor de functie g(t) = (t-1) +(t-1) met periode T = 2.
= ( π⋅ i+2)/ π = ( π⋅ i+1)/(2 π = 1/3, c De Fourier-reeks met drie elementen wordt als volgt geschreven: g(t) ≈ Re[(1/3) + ( π⋅ i+2)/ π ⋅ exp(i ⋅π⋅ t)+ ( π⋅ i+1)/(2 π ) ⋅ exp(2 ⋅ i ⋅π⋅ t)]. Referentie Raadpleeg hoofdstuk 16 in de gebruikshandleiding van de rekenmachine voor meer definities, toepassingen en oefeningen met betrekking tot het...
Hoofdstuk 15 Kansverdelingen In dit Hoofdstuk laten we voorbeelden zien van toepassingen van de voorgedefinieerde kansverdelingen in de rekenmachine. Het submenu MTH/PROBABILITY..– deel 1 submenu MTH/PROBABILITY.. toegankelijk toetsencombinatie „´. Met systeemvlag 117 ingesteld op CHOOSE- boxes zijn de volgende functies beschikbaar in het menu PROBABILITY..: In dit Hoofdstuk behandelen we de functies COMB, PERM, ! (faculteit) en RAND.
• PERM(n,r): berekent het aantal permutaties van n n items op een r gegeven moment. • n!: Faculteit van een positief heel getal. Voor niet-hele getallen geeft x! Γ (x+1) waarbij Γ (x) de Gammafunctie is (zie Hoofdstuk 3). Het faculteitsymbool (!) kan tevens worden ingevoerd als de volgende toetsencombinatie ~‚2.
Deze functies bevinden zich in het menu MTH/PROBABILITY dat we eerder in dit Hoofdstuk behandeld hebben. Open het menu MTH voor deze functies: „´ en selecteer de optie PROBABILITY: De normale verdeling De functies NDIST en UTPN hebben betrekking op de Normale verdeling met gemiddelde µ...
definitie van deze functie is dus UTPC(ν,x) = P(X>x) = 1 - P(X<x). Bijvoorbeeld UTPC(5, 2.5) = 0.776495 De F-verdeling De F-verdeling heeft twee parameters νN = graad van vrijheid van de teller en νD = graad van vrijheid van de noemer. De rekenmachine voorziet in waarden van het bovenste deel (cumulatief) van de verdelingsfunctie voor de F-verdeling met de functie UTPF waarbij de...
Hoofdstuk 16 Statistische Toepassingen De rekenmachine geeft de volgende voorgeprogrammeerde statistische functies weer met de toetsencombinatie ‚Ù (de toets 5) : Gegevens invoeren Toepassingen genummerd 1, 2 en 4 uit de hierboven vermelde lijst vereisen dat de gegevens beschikbaar zijn als kolommen van de matrix ΣDAT.
Statistieken met één variabele berekenen Druk op ‚Ù @@@OK@@ om te selecteren na het invoeren van 1. Single-var.. de kolomvector in ΣDAT. Het volgende invoerscherm verschijnt: Het invoerscherm plaatst de gegevens in ΣDAT en laat zien dat kolom 1 is geselecteerd (er is nu maar een kolom in ΣDAT).
Frequentieverdelingen verkrijgen De toepassing in het menu STAT kan gebruikt worden om 2. Frequencies.. frequentieverdelingen te verkrijgen voor een stel gegevens. De gegevens moeten aanwezig zijn in de vorm van een kolomvector die is opgeslagen in de variabele ΣDAT. Druk op ‚Ù˜@@@OK@@@ om te beginnen. Het invoerscherm dat verschijnt, bevat de volgende velden: ΣDAT: de matrix die de betreffende gegevens bevat.
variabele ΣDAT met de functie STOΣ (zie het bovenstaande voorbeeld). Verkrijg vervolgens informatie over de enkele variabele met: ‚Ù @@@OK@@@. Het resultaat is: Deze informatie geeft aan dat onze gegevens een bereik hebben van –9 tot 9. Om een frequentieverdeling te maken, gebruiken we het interval (- 8,8) die we verdelen in 8 categorieën van ieder 2 breed.
Pagina 166
kolommen van de ΣDAT matrix. Voor deze toepassing moet de ΣDAT- variable tenminste twee kolommen bezitten. Voorbeeld: een lineaire relatie plaatsen in de gegevens uit de tabel hieronder: • Voer eerst de twee kolommen gegevens in de ΣDAT-variabele met de Matrixschrijver en functie STOΣ.
Aanvullende samenvattende statistieken verkrijgen Toepassing 4. in het menu STAT kan handig zijn bij Summary stats.. sommige berekeningen voor steekproefstatistieken. Druk nogmaals op ‚Ù om te beginnen. Ga naar de vierde optie met de pijltoets omlaag ˜ en druk op @@@OK@@@. Het invoerscherm dat verschijnt, bevat de volgende velden: ΣDAT: de matrix die de betreffende gegevens bevat.
• Druk op @@@OK@@@ voor de volgende resultaten: Betrouwbaarheidsintervallen Toepassing 6. Conf Interval is toegankelijk met ‚Ù—@@@OK@@@. De toepassing biedt de volgende opties: Deze opties dienen als volgt geïnterpreteerd te worden: 1. Z-INT: 1 µ.: betrouwbaarheidsinterval van een steekproef voor het populatiegemiddelde µ...
Pagina 169
Voorbeeld 1 – Bepaal het gecentreerde betrouwbaarheidsinterval voor het gemiddelde van een populatie als een steekproef van 60 elementen aangeeft dat de gemiddelde waarde van de steekproef x = 23,3 is en de standaarddeviatie s = 5.2 is. Gebruik α = 0.05. Het confidentieniveau is C = 1-α...
grafiek toont standaard normale verdeling, pdf, (kansdichtheidsfunctie), de locatie van de kritieke punten ±zα/2, de gemiddelde waarde (23.3) en de corresponderende intervallimieten (21.98424 en 24.61576). Druk op @TEXT om terug te keren naar het vorige @@@OK@@@ resultatenscherm en/of druk betrouwbaarheidsintervalomgeving te verlaten. De resultaten zullen in een lijst in het beeldscherm van de rekenmachine worden geplaatst.
Pagina 171
4. Z-Test: p1− p2.: hypothesetesten voor het verschil van twee proporties voor grote steekproeven met onbekende populatievarianties. 5. T-Test: 1 µ.: hypothesetesten van een steekproef voor het populatiegemiddelde µ voor kleine steekproeven met een onbekende variantie. 6. T-Test: µ1−µ2.: hypothesetesten voor het verschil van het populatiegemiddelde µ...
: µ = 150 tegen H : µ ≠ 150. De test z-waarde is z Dan verwerpen we H . De kritieke waarden van ±zα = 5.656854. De P-waarde is 1.54×10 ±1.959964 hetgeen correspondeert met het kritieke x-bereik van {147.2 152.8}.
Hoofdstuk 17 Getallen in Verschillende Grondtallen Naast ons decimale (grondtal 10, getallen = 0-9) getallensysteem kunt u o.a. werken met een binair systeem (grondtal 2, getallen = 0 en 1), een octaal systeem (grondtal 8, getallen = 0-7) of een hexadecimaal systeem (grondtal 16, getallen = 0-9, A-F).
gebruikt dient te worden voor binaire hele getallen. Als bijvoorbeeld is geselecteerd, zijn binaire hele getallen hexadecimale getallen, bijv. #53, #A5B, enz. Wanneer verschillende systemen zijn geselecteerd, worden de getallen automatisch geconverteerd naar het nieuwe huidige grondtal. Begin met # en eindig met h (hexadecimaal), d (decimaal), o (octaal) of b (binair ) om een getal in een bepaald systeem te schrijven.
SD kaart naar beneden gericht te zijn, weg van u om deze op correcte wijaze in de HP 50g te kunnen plaatsen. De kaart zal probleemloos in de gleug geduwd kunnen worden over het grootste deel van haar lengte, en het zal vervolgens een klein beetje meer moeite kosten om haar volledig in de gleuf te plaatsen.
3. Druk 0 om te formateren. Het formateringsproces begint. 4. Wanneer het formateren is afgelopen, geeft de HP 50g de boodschap weer "FORMAT FINISHED. PRESS ANY KEY TO EXIT". Om het systeemmenu te verlaten, hou de ‡ toets ingdrukt, laat de C toets los, en laat vervolgens de ‡...
uitgebreid worden bij een toekomstige flash-ROM-upgrade). Gebruik de functie STO als volgt om gegevens op te slaan: • In de Algebraic-modus: Voer de gegevens in, druk op K, voer de naam in van de opgeslagen gegevens via poort 3 (bijv. :3:VAR1), druk op`. •...
Een object van de SD-kaart wissen Om een object van de SD-kaart te wissen naar het scherm, gebruikt u de functie PURGE als volgt: • In de Algebraic-modus: Druk op I @PURGE, voer de naam in van het opgeslagen object via poort 3 (bijv.
Pagina 180
Dit zal het object dat daarvoor in het stapelgeheuegen stond, naar de SD kaart wegschrijven in de directory PROGS onder de naam PROG1. Merk op dat indien PROGS niet bestaat, de directory automatisch zal worden aangemaakt. U kan een willekeurig aantal geneste subdirectory’s specificeren. Om te verwijzen naar een object in een subdirectory op het derde niveau, zou de syntax bijvoorbeeld als volgt zijn: :3:”DIR1/DIR2/DIR3/NAME”...
Hoofdstuk 19 Vergelijkingenbibliotheek De vergelijkingenbibliotheek is een verzameling vergelijkingen en commando’s die u in staat stellen om eenvoudige wetenschappelijke en ingenieursproblemen op te lossen. De bibliotheek bestaat uit meer dan 300 vergelijkingen die zijn gegroepeerd in 15 technische onderwerpen met meer dan 100 verschillende probleemtitels. Elke probleemtitel bevat één of meer vergelijkingen die u helpen bij het oplossen van dat type probleem.
Pagina 183
˜˜#PIC# Stap 4: Bekijk de vijf vergelijkingen in de verzameling “Beweging van projectielen”. De vijf vergelijkingen worden om beurten gebruikt om naar ontbrekende variabelen op te lossen (zie het volgende voorbeeld). #EQN# #NXEQ# #NXEQ# #NXEQ# #NXEQ# Stap 5: Bestudeer de door de verzameling vergelijkingen gebruikte variabelen.
Pagina 184
#SOLV# Stap 2: Voer de gekende waarden in en toets de met elke variabele overeenstemmende softmenutoets in. (U kan er van uit gaan dat x en y gelijk aan nul zijn.) Merk op dat de menulabels zwart worden terwijl u waarden invoert. (U zal op L moeten drukken om de initieel weergegeven variabelen te kunnen bekijken.) 0 *!!!!!!X0!!!!!+ 0 *!!!!!!Y0!!!!!+ 50 *!!!!!!Ô0!!!!!+...
Stap 5: Los op naar de hoogte, y. Merk op dat de rekenmachine gaandeweg waarden vindt voor andere variabelen (aangeduid door kleine vierkantjes) om de vergelijking te kunnen oplossen naar de gewenste variabele. ! *!!!!!!Y!!!!!+ Stap 6: Voer de nieuwe waarde in voor de opwaartse hoek (30 graden), sla de voorgaand berekende initiële snelheid (v ) op en los op naar R.
3. HP garandeert niet dat de werking van HP-producten ononderbroken en foutloos zal zijn. Indien HP niet binnen redelijke tijd in staat is een product te repareren of te vervangen volgens de garantievoorwaarden, dan heeft u recht op een terugbetaling van de aankoopprijs bij direct terugsturen van het product met het aankoopbewijs.
Pagina 187
8. De enige garanties voor HP-producten en diensten zijn uiteengezet in de bijgeleverde expliciete garantieverklaring. HP kan niet aansprakelijk gesteld worden voor enigerlei in dit document vervatte technische of redactionele fouten of weglatingen.
Guatemala 1-800-999-5105 Puerto Rico 1-877-232-0589 Costa Rica 0-800-011-0524 N-America Land: Telefoonnummers 1800-HP INVENT Canada (905) 206-4663 or 800- HP INVENT RVHL = Rest van het land Ga naar http://www.hp.com voor de laatste informatie over onze service en ondersteuning. Blz. G-4...
Regulatory information Federal Communications Commission Notice This equipment has been tested and found to comply with the limits for a Class B digital device, pursuant to Part 15 of the FCC Rules. These limits are designed to provide reasonable protection against harmful interference in a residential installation.
1-800-474-6836 For questions regarding this FCC declaration, contact: Hewlett-Packard Company P. O. Box 692000, Mail Stop 510101 Houston, Texas 77269-2000 Or, call 1-281-514-3333 To identify this product, refer to the part, series, or model number found on the product. Canadian Notice This Class B digital apparatus meets all requirements of the Canadian Interference-Causing Equipment Regulations.