De opmaakcursor wordt getoond als een knipperende pijl (naar links) boven
het eerste letterteken van de te bewerken regel. Net zoals in een eerdere
oefening over het bewerken van regels, dient u de pijltoetsen naar rechts, naar
links, š™, te gebruiken, om de cursor naar de juiste opmaakpositie te
bewegen en de wistoets, ƒ, om lettertekens te wissen.
De volgende toetsaanslagen voltooien het bewerken voor deze oefening:
•
Druk op de pijltoets naar rechts, ™, totdat de cursor zich rechts van
de x bevindt
•
Voer Q2 in om macht 2 voor de x toe te passen
•
Druk op de pijltoets naar rechts, ™, totdat de cursor zich rechts van
de y bevindt
•
Druk één keer op de wistoets, ƒ, om het letterteken y te wissen.
•
Type ~„x in, om een x in te voeren
•
Druk 4 keer op de pijltoets naar rechts, ™, om de cursor tot rechts van
de * te bewegen
•
Voer R in om een vierkantswortelsymbool uit te voeren
•
Voer „Ü in om een paar haakjes te plaatsen (de haakjes komen
in tweetallen)
•
Druk één keer op de pijltoets naar rechts, ™, en één keer op de
wistoets, ƒ, om het rechterhaakje van het hierboven ingevoegde
paar te wissen
•
Druk 4 keer op de pijltoets naar rechts, ™, om de cursor tot rechts van
de b te bewegen
•
Voer „Ü in om een tweede paar haakjes te plaatsen
•
Druk één keer op de wistoets, ƒ, om het linkerhaakje van het
hierboven ingevoegde paar te wissen
•
Druk op ` om naar het normale beeldscherm terug te keren.
Het resultaat wordt als volgt getoond:
Blz. 2-9