De functie LAGRANGE
De functie LAGRANGE vereist als invoer een matrix met twee rijen en n
kolommen. De matrix slaat gegevenspunten op in de vorm [[x
y
, ..., y
]]. Het toepassen van de functie LAGRANGE geeft de
2
n
polynoomuitbreiding van
Bij n = 2 schrijven we bijvoorbeeld:
x
−
x
p
(
x
)
=
2
1
x
−
x
1
2
Controleer dit resultaat met uw rekenmachine:
LAGRANGE([[ x1,x2],[y1,y2]]) = '((y1-y2)*X+(y2*x1-y1*x2))/(x1-x2)'.
Andere voorbeelden: LAGRANGE([[1, 2, 3][2, 8, 15]]) = '(X^2+9*X-6)/2'
LAGRANGE([[0.5,1.5,2.5,3.5,4.5][12.2,13.5,19.2,27.3,32.5]]) =
'-(.1375*X^4+ -.7666666666667*X^3+ - .74375*X^2 +
1.991666666667*X-12.92265625)'.
Opmerking: In Hoofdstuk 10 worden matrices behandeld.
De functie LCM
De functie LCM (Least Common Multiple) verkrijgt de kleinste gemene meervoud
van twee polynomen of polynomenlijsten van dezelfde lengte. Voorbeelden:
LCM('2*X^2+4*X+2' ,'X^2-1' ) = '(2*X^2+4*X+2)*(X-1)'.
LCM('X^3-1','X^2+2*X') = '(X^3-1)*( X^2+2*X)'
p
x
=
n
−
1
x
−
x
⋅
y
+
⋅
y
1
1
x
−
x
2
1
n
∏
x
−
x
k
n
∑
k
=
, 1
k
≠
j
n
∏
x
−
x
j
=
1
j
k
=
, 1
k
≠
j
(
y
−
y
)
⋅
=
1
2
2
,x
1
2
⋅
y
j
k
x
+
(
y
⋅
x
−
y
2
1
1
x
−
x
1
2
, ..., x
] [y
,
n
1
⋅
x
)
2
Blz. 5-21