Systeemvlaggen
Systeemvlaggen kunnen worden geactiveerd met H @) F LAGS. Druk op de
pijltoets naar beneden om een lijst van alle systeemvlaggen met hun nummer en
een korte beschrijving te zien. De eerste twee schermen met systeemvlaggen
ziet u hieronder:
U zult vele van deze vlaggen herkennen omdat ze aan- of uitgezet worden in
het menu MODES (bijvoorbeeld, vlag 95 in de Algebraïsche modus, 103 in de
Complexe modus, enz.). In dit gebruikshandleiding hebben we het verschil
benadruk tussen CHOOSE boxes (keuzevensters) en SOFT menus
(softtoetsmenu's), die worden geselecteerd door systeemvlag 117 aan of uit te
zetten. Een ander voorbeeld van het instellen van een systeemvlag is dat van de
vlaggen 60 en 61 die betrekking hebben op de constantenbibliotheek
(CONLIB, zie Hoofdstuk 3). Deze vlaggen werken als volgt:
•
systeemvlag 60: uitgeschakeld (standaard): SI-eenheden,
ingeschakeld: ENGL-eenheden
•
systeemvlag 61: uitgeschakeld (standaard): gebruik eenheden,
ingeschakeld: alleen waarde
Functies om vlaggen in te stellen en te veranderen
Deze functies kunnen worden gebruikt om systeem- of gebruikersvlaggen in- of
uit te schakelen of de status ervan te controleren. Wanneer ze samen worden
gebruikt met deze functies worden systeemvlaggen aangeduid door getallen
met negatieve hele getallen. Zo zal naar systeemvlag 117 worden verwezen als
vlag -117. Anderzijds worden bij toepassing van deze functies
gebruikersvlaggen aangeduid met positieve hele getallen. Het is belangrijk om
te begrijpen dat gebruikersvlaggen enkel toepassing vinden bij het
programmeren om de werking van het programma te helpen beheren.
Blz. 24-3