snel mogelijk worden vervangen of met de
juiste draairichting worden gemonteerd.
Afsluitende werkzaamheden na het
verwisselen van een wiel
Wielen met lichtmetalen velgen: breng de
●
doppen op de wielbouten aan.
Wielen met stalen velgen: breng de integra-
●
le wieldop weer aan.
Het gereedschap op zijn plaats opbergen.
●
Als het vervangen wiel niet past in de ruimte
●
voor het reservewiel, berg dit dan op veilige
wijze op in de bagageruimte
Controleer de spanning van het wiel dat u
●
heeft gemonteerd zo snel mogelijk.
Bij wagens met bandenspanningsindicatie
●
moet u de spanning wijzigen en opslaan in
›››
pag.
379.
Het aanhaalmoment van de wielbouten zo
●
snel mogelijk met een momentsleutel contro-
›››
leren
pag.
51. Rijd tot dan uiterst voorzich-
tig.
Vervang het defecte wiel zo snel mogelijk.
●
52
Ruitenwisserbladen vervan-
gen
Servicestand van de ruitenwissers
›››
pag.
146.
Ruitenwissers in servicestand.
Afb. 40
Controleer dat de ruitenwisserbladen niet
bevroren zijn.
Wanneer de ruitenwissers in de servicestand
staan, kunnen de armen van de wisser om-
hoog worden gezet
Sluit de motorkap
●
Schakel het contact in en vervolgens weer
●
uit.
Druk de ruitenwisserhendel kort omlaag
●
›››
pag. 129
Voordat u gaat rijden, moet u de wisserarmen
weer omlaag zetten. Door de ruitenwisser-
Noodgevallen
›››
afb.
40.
›››
pag.
355.
.
4
hendel te bedienen keren de wisserarmen
weer in hun beginstand terug.
Let op
De wisserarmen kunnen alleen in de be-
●
drijfsstand worden gezet als de motorkap
volledig gesloten is.
De servicestand kunt u bijvoorbeeld ook
●
gebruiken wanneer u 's winters de voorruit
met een hoes tegen bevriezing wilt be-
schermen.