Bedieningselementen en functies van de Climatronic
Sommige functies en toetsen, en de bedie-
ningselementen van de klimatisering voor de
achterstoelen zijn enkel beschikbaar volgens
de uitrusting van de wagen.
Aanraakdelen
en
1
2
De temperatuur aan de linker- en rechterzijde
kan afzonderlijk worden ingesteld met de re-
gelknoppen. De geselecteerde temperatuur
wordt getoond op het scherm van het bedie-
ningspaneel van de airco.
Om de temperatuur van de Climatronic in te
stellen op +22 °C (+72 °F), moet de aanraak-
toets kort in het midden worden ingedrukt.
Om het maximale koel- of verwarmingsver-
mogen in te stellen, houdt u de aanraaktoets
aan de uiteinden (rood of blauw deel) kort in-
gedrukt.
Airconditioning
De ingestelde temperatuur voor de lucht
wordt constant gehouden. De luchtstroom en
-verdeling worden automatisch geregeld. De
automatische regeling wordt uitgeschakeld
wanneer het vermogen van de ventilator
handmatig wordt gewijzigd.
Het vermogen van de ventilator in automati-
sche regeling kan worden geselecteerd met
het klimatiseringsprofiel in de instellingen
voor klimatisering van het infotainmentsys-
›››
teem
pag.
170.
Koelwerking
De knop indrukken om het koelsysteem aan
of uit te zetten.
De koelwerking koelt en ontvochtigt de lucht.
In de middenconsole: bedieningselemen-
Afb. 147
ten van de Climatronic.
Aanjager
Past het vermogen van de ventilator aan.
Synchronisatie
Activeert voor alle stoelen de temperaturen
die voor de bestuurdersstoel zijn ingesteld.
Luchtverdeling
Pijl boven: richt de lucht naar de voorruit.
●
Pijl midden: richt de lucht naar de bovenzij-
●
de van het lichaam.
Pijl onder: richt de lucht naar de voeten-
●
ruimte.
Ontdooi-/ontwasemingsfunctie
De ontwasemingsfunctie van de Climatronic
verwijdert ijs en damp van de voorruit. De
lucht wordt ontvochtigd en de aanjager
wordt op een hoger vermogen gezet.
»
167