De bestuurder draagt de veiligheidsgordel.
●
De motorkap is gesloten.
●
De motor heeft de bedrijfstemperatuur be-
●
reikt.
De achteruitversnelling is niet ingescha-
●
keld.
De auto staat niet op een steile helling.
●
De motor gaat om diverse redenen niet uit
Vóór stilstand controleert het systeem of aan
bepaalde voorwaarden is voldaan. De motor
stopt niet in onder andere de volgende ge-
vallen:
De motor heeft de temperatuur voor de
●
start/stop-stand nog niet bereikt.
De temperatuur ingesteld in de klimaatre-
●
geling is niet bereikt.
De interieurtemperatuur is erg hoog/laag.
●
Ontwasemingstoets geactiveerd
●
165.
De parkeerhulp is ingeschakeld.
●
De accu is erg leeg.
●
Het stuurwiel is flink verdraaid of wordt mo-
●
menteel gedraaid.
Er bestaat gevaar voor condensvorming.
●
Na het schakelen van de achteruit.
●
Bij een zeer steile helling.
●
238
In het display van het instrumentenpaneel
verschijnt dan
stuurdersinformatiesysteem,
geven.
De motor start vanzelf
Bij stilstand kan de normale stand van het
systeem onderbroken worden in de volgende
situaties. De motor start zonder toedoen van
de bestuurder.
De interieurtemperatuur wijkt af van de
●
waarde ingesteld in de klimaatregeling.
Ontwasemingstoets geactiveerd
●
165.
Het rempedaal is diverse keren achter elk-
●
aar ingetrapt.
De accu is erg leeg.
●
Hoog stroomverbruik.
●
›››
pag.
Aanvullende informatie over de automati-
sche transmissie
De motor gaat uit als de keuzehendel in de
standen P, D, N en S staat, alsook in Tiptro-
nic-stand. Als de keuzehendel in de stand P
staat, blijft de motor ook uit als u uw voet van
het rempedaal neemt. Om de motor opnieuw
te starten, moet u het gaspedaal intrappen of
naar een andere rijstand schakelen en de
rem loslaten.
Als u de keuzehendel in de stand R zet tijdens
stilstand, start de motor weer.
Rijden
; bovendien wordt in het be-
weerge-
›››
pag.
Wissel van D naar P om te voorkomen dat de
motor per ongeluk start als u bij schakelen R
passeert.
Bijkomende informatie over wagens met
Adaptive Cruise Control (ACC)
In wagens met ACC start de motor in bepaal-
de omstandigheden opnieuw indien de ra-
darsensor detecteert dat de voorligger weer
begint te rijden.
ATTENTIE
Nooit de motor afzetten voordat de wa-
●
gen volledig tot stilstand is gekomen. De
werking van de remmen en de stuurinrich-
ting zijn dan niet meer volledig gegaran-
deerd. U moet dan meer kracht leveren om
het stuurwiel te verdraaien of om te rem-
men. Dit kan leiden tot ongevallen en ern-
stige letsels.
Om verwondingen te voorkomen, moet u
●
altijd ervoor zorgen dat het start-stopsys-
teem is uitgeschakeld zodra u in het motor-
›››
compartiment werkt
pag.
239.
VOORZICHTIG
Het start-stopsysteem moet altijd uitge-
schakeld zijn als u met de wagen door wa-
›››
ter waadt
pag.
256.