Haal dan enkele seconden uw voet volledig
●
van het gaspedaal om de wagen met inge-
schakelde versnelling uit te laten rollen.
Houd rekening met de snelheidsbeperkin-
●
gen en aanbevolen versnellingen.
Herhaal deze handeling (accelereren en
●
uitrollen) tot het controlelampje uitgaat.
Bij dit proces wordt het roetfilter zelfstandig
gereinigd, hetgeen enige tijd kan duren.
Mocht het controlelampje niet uitgaan, ga
dan naar de werkplaats van een officiële
werkplaats en laat het defect herstellen.
Regeneratie van het roetfilter in benzine-
motor (behalve 2.0l TSI) en dieselmotor
Voorwaarde voor regeneratietraject: de mo-
tor is op bedrijfstemperatuur.
Rijd met een snelheid tussen 50-120 km/u
●
(31-75 mpu). Zo verhoogt de temperatuur en
wordt het roet in het filter verbrand
Houd rekening met de snelheidsbeperkin-
●
gen en aanbevolen versnellingen.
Beëindig het regeneratietraject zodra het
●
controlelampje uitgaat.
Indien het lampje blijft branden na 30 minu-
ten rijden in regeneratiemodus, laat de sto-
ring dan repareren in een gespecialiseerde
werkplaats.
Controleren en bijvullen
ATTENTIE
Pas uw snelheid steeds aan de omstandig-
heden van het weer, de weg, het terrein en
het verkeer aan indien het roetfilter zich in
fase van regeneratie bevindt. Ondanks de
rijaanbevelingen dient u altijd de verkeers-
voorschriften van het land in kwestie in
acht te nemen.
VOORZICHTIG
Als het uitlaatsysteem detecteert dat het
●
roetfilter bijna verzadigd is, beveelt de
functie van zelfreiniging van dat systeem
de optimale versnelling voor die functie
aan.
Door de hoge temperaturen waartoe de
●
regeneratie van het roetfilter aanleiding
geeft, kan na het stilzetten van de motor de
koelluchtventilator in werking treden, zelfs
als de bedrijfstemperatuur van de motor
nog niet bereikt is.
›››
.
Tijdens de regeneratie kunnen geluiden,
●
geuren en hoge stationaire toerentallen
optreden.
Om de levensduur van het roetfilter niet
●
te verkorten, moet u steeds geschikte mo-
torolie en de juiste brandstof gebruiken.
Vermijd ook constante korte trajecten.
Motorruimte
Werken in de motorruimte
Bij werkzaamheden in de motorruimte, bijv.
het controleren en het bijvullen van vloeistof-
fen, kunnen verwondingen, verbrandingen,
gevaar voor ongelukken en voor brand ont-
staan.
Daarom beslist de volgende aanwijzingen en
de algemeen geldende veiligheidsvoorschrif-
ten opvolgen.
De motorruimte van de wagen is een gevaar-
›››
lijk gebied
.
ATTENTIE
Wanneer er werkzaamheden in de motor-
ruimte plaatsvinden, kan dit leiden tot let-
sels, brandwonden, ongevallen en zelfs
brand.
Breng de wagen tot stilstand, schakel het
●
contact uit en schakel de elektronische
parkeerrem in. Als de wagen een schakel-
bak heeft, zet de versnellingshendel dan in
de vrijstand; heeft de wagen een automati-
sche transmissie, plaats de keuzehendel
dan in de stand P. Laat de motor afkoelen.
De motorkap nooit openen indien stoom
●
uit de motorruimte komt of koelvloeistof
drupt. Wachten tot er geen damp of koel-
vloeistof meer tevoorschijn komt.
»
355