Uitparkeren (rechte parkeerplaats)
Er moet voldaan zijn aan de vereiste voor-
waarden om te kunnen uitparkeren met het
›››
inparkeersysteem
pag.
298.
›››
Druk op toets
afb.
202. Als het sys-
●
teem is ingeschakeld, brandt een controle-
lampje in de toets
.
Schakel het knipperlicht in van de zijde van
●
de weg waar u de parkeerplaats wenst te
verlaten.
Schakel de achteruitversnelling in.
●
›››
Laat het stuur los
in Inleiding tot the-
●
ma op pag.
297. Let op het volgende bericht:
Ingreep in stuurinrichting actief.
. Terwijl u de omge-
Let op uw omgeving!
ving goed in het oog houdt, accelereert u
voorzichtig tot maximaal 7 km/u (4 mpu). Bij
het uitparkeren neemt het systeem enkel het
sturen over. Als bestuurder moet u accele-
reren, zo nog koppelen, van versnelling
veranderen en remmen.
Rijd achteruit tot het continue signaal van
●
de ParkPilot klinkt; OF: rijd achteruit tot op het
scherm van het instrumentenpaneel de aan-
wijzing voor vooruitrijden verschijnt. De voort-
›››
gangsbalk
afb. 207
geeft de afstand
3
aan die moet worden afgelegd
Trap het rempedaal in tot het inparkeersys-
●
teem klaar is met draaien aan het stuur; OF:
trap het rempedaal in tot het symbool
het scherm van het instrumentenpaneel uit-
gaat.
Hulpsystemen om te parkeren en manoeuvreren
Rijd vooruit tot het continue signaal van de
●
ParkPilot klinkt; OF: rijd vooruit tot op het
scherm van het instrumentenpaneel de aan-
wijzing voor achteruitrijden verschijnt. Het in-
parkeersysteem rijdt de auto vooruit en ach-
teruit tot de parkeerplaats verlaten kan wor-
den.
De auto kan de parkeerplaats verlaten
●
wanneer een overeenkomstige melding ver-
schijnt op het scherm van het instrumenten-
paneel en eventueel een geluidssignaal
klinkt. Neem de besturing over met de draai-
hoek die door het inparkeersysteem werd af-
gesteld.
Verlaat de parkeerplaats terwijl u rekening
●
houdt met het verkeer.
Automatisch bedienen van de rem-
men door het inparkeersysteem
Het inparkeersysteem helpt de bestuurder in
bepaalde gevallen met remmen.
Het is altijd de verantwoordelijkheid van de
bestuurder om op tijd te remmen
Automatische remingreep om de toege-
›››
pag.
302.
stane snelheid niet te overschrijden
Om te voorkomen dat de toegestane snel-
heid van ca. 7 km/u (4 mph) wordt overschre-
op
den bij het in- en uitparkeren, kan een auto-
matische remingreep plaatsvinden. Na de
automatische remingreep kunnen de ma-
noeuvres voor het in- of uitparkeren voortge-
zet worden.
Er vindt slechts één automatische remingreep
plaats voor elke poging tot in- of uitparkeren.
Indien opnieuw de snelheid van ca. 7 km/u (4
mpu) wordt overschreden, wordt de overeen-
komstige handeling onderbroken.
Automatisch bedienen van de remmen om
schade te verminderen
In bepaalde omstandigheden kan het inpar-
keersysteem de auto automatisch afremmen
bij een obstakel, door het rempedaal kort te
bedienen en blijven bedienen
gens moet de bestuurder het rempedaal in-
trappen.
Een automatische remingreep om de schade
te beperken leidt ertoe dat het parkeerma-
noeuvre wordt beëindigd.
ATTENTIE
De automatische remingreep van het in-
parkeersysteem mag nooit aanleiding zijn
›››
.
tot het nemen van grotere risico's. Ondanks
het systeem moet de bestuurder te allen
tijde opmerkzaam blijven.
Het inparkeersysteem heeft een aantal
●
beperkingen die eigen zijn aan het sys-
teem. In bepaalde situaties werkt de auto-
matische remingreep mogelijk enkel op be-
perkte wijze of helemaal niet.
›››
. Vervol-
»
303