Bandenspanningscontrole-
systeem
Controlelampje
Springt aan
De bandenspanning van één of meer wielen is veel
lager dan de waarde ingesteld door de bestuurder,
of de band is structureel beschadigd.
U hoort bovendien een akoestisch signaal, terwijl ook
een tekstbericht op het instrumentenpaneel wordt
weergegeven.
Zet de wagen stil! Breng de wagen tot stilstand
zodra dit op een veilige wijze mogelijk is. Controleer
alle banden en de bandenspanning ervan. Vervang
de beschadigde banden.
Knippert
Storing in het systeem.
Het controlelampje knippert ca. 1 minuut en blijft ver-
volgens continu branden.
Indien de bandenspanning correct is, schakel dan
het contact uit en weer in. Kalibreer opnieuw de ban-
›››
denspanningscontrole
pag.
379. Indien de storing
zich blijft voordoen, ga dan naar een gespecialiseer-
de werkplaats.
Wanneer het contact enkele seconden wordt
ingeschakeld, voeren sommige controle- en
waarschuwingslampjes een functiecontrole
uit. Na enkele seconden gaan de lampjes uit.
Wielen
ATTENTIE
›››
Veiligheidsaanwijzingen
in Waarschu-
wings- en controlelampjes op pag. 89
acht nemen.
Bandenspanningscontrolesysteem
Instrumentenpaneel: waarschuwing
Afb. 256
bandenspanningverlies.
Het systeem van de bandenspanningscon-
trole vergelijkt de individuele snelheden van
elk wiel en zo de dynamische straal met be-
hulp van de sensoren van de ABS.
Als de afrolomtrek van een of meerdere ban-
den verandert, geeft de bandenspanningsin-
dicatie dit in het instrumentenpaneel aan met
een controlelampje en een waarschuwing
›››
aan de bestuurder
afb.
256. Zolang het
een enkele band betreft, wordt de stand hier-
van op de wagen aangegeven.
Spanningverlies: Contr. banden-
spanning linksvoor!
in
Wijziging in bandomtrek
De loopcirkelomtrek van een band varieert
als:
De bandenspanning wordt handmatig ge-
●
wijzigd.
De bandenspanning onvoldoende is.
●
De bandenstructuur beschadigd is.
●
De wagen onevenwichtig geladen is.
●
De banden van een as dragen meer last
●
(bijvoorbeeld bij rijden met extra belading).
De wagen rijdt met sneeuwkettingen.
●
Het reservewiel gemonteerd is.
●
Het wiel van een as werd vervangen.
●
De bandenspanningscontrole
bepaalde omstandigheden vertraagd reage-
ren of niets aanduiden (bijvoorbeeld bij spor-
tief rijden, besneeuwde wegen, onverharde
wegen of bij rijden met sneeuwkettingen).
Bandenspanningsindicatie kalibreren
Nadat u de bandenspanning heeft gewijzigd
of één of meerdere wielen heeft vervangen,
moet de bandenspanningsindicatie worden
aangepast. Doe dit bijvoorbeeld ook wan-
neer u de voor- en achterwielen omwisselt.
Schakel het contact in.
●
kan onder
»
379