Advertenties
De zichtbaarheid van de radarsensoren
●
kan belemmerd worden door bijv. bladeren,
sneeuw, dichte mist of vuil. Reinig de zone
voor de sensoren.
Gebruik de rijstrookwisselhulp, uitpar-
●
keerassistent of uitstapassistent nooit in-
dien de radarsensoren vuil zijn.
Ultrasoonsensoren
In de bumpers zijn ultrasoonsensoren geïnte-
greerd om de volgende functies uit te voeren:
›››
Park Assist
pag.
297.
●
›››
Parkeerhulp Plus
pag.
●
Hulp bij het achteruit parkeren
●
VOORZICHTIG
Schade aan de radiateurgrille, bumpers,
●
wielkast en onderzijde van de wagen kan
de oriëntatie van de sensoren wijzigen. Dit
kan weer invloed hebben op de werking
van de parkeerhulp. Laat de wagen door
een gespecialiseerde werkplaats repare-
ren.
Een kentekenplaat of kentekenplaathou-
●
der met afmetingen die groter zijn dan de
opening voor de kentekenplaat, of een ge-
bogen of vervormde kentekenplaat kan er-
toe leiden dat er verkeerde detecties
plaatsvinden of de sensoren zicht verlie-
zen.
260
Let op
Om een degelijke werking te garanderen,
●
houdt u de sensoren schoon, ijs- en snee-
uwvrij en plakt u er niets op.
Bij het schoonmaken met hogedrukreini-
●
gers of dampstralers alleen kort direct op
de sensoren sproeien en altijd een afstand
van meer dan 10 cm aanhouden.
Bepaalde accessoires die vooraan op de
●
auto gemonteerd zijn, zoals een kenteken-
plaathouder met reclame, kunnen de werk-
ing van de parkeerhulp verstoren.
Omgevingscamera's
305.
›››
pag.
309.
Afb. 180
vingscamera.
Afhankelijk van de uitrusting van uw wagen
kunnen 1 of 4 camera's gemonteerd zijn, die
de volgende functies ondersteunen:
Rijden
In de greep van de achterklep: omge-
Omgevingsoverzicht (Area View)
●
314
Achteruitrijcamera (Rear View)
●
318.
ATTENTIE
De plaatsing van een kentekenplaathouder
kan de weergaven op het scherm verstoren,
aangezien het gezichtsveld van de came-
ra's mogelijk op die manier beperkt wordt.
VOORZICHTIG
Om een degelijke werking van het sys-
●
teem te garanderen, houdt u de camera's
schoon, ijs- en sneeuwvrij en plakt u er
niets op.
De wagen is uitgerust met een reinigings-
●
systeem voor de achtercamera. Om het in
te schakelen, duwt u de ruitenwisserhendel
in tegengestelde richting van het stuur (de
camera wordt schoongemaakt samen met
de achterruit). Indien de camera daarna
nog steeds vuil is, moet u ze handmatig rei-
nigen.
Gebruik nooit schurende schoonmaak-
●
middelen voor het schoonmaken van de
lens.
Gebruik nooit lauw of warm water voor
●
het verwijderen van sneeuw of ijs van de
cameralenzen. Anders kunnen de lenzen
beschadigd raken.
›››
pag.
›››
pag.
Advertenties
